Gepubliceerd op 29-01-2021

Johannes ewald

betekenis & definitie

Deensch dichter, geb. 18 Nov. 1743 te Kopenhagen, nam op 15-jarigen leeftijd de wijk naar Duitschland, trad hier in krijgsdienst, ging weldra tot de Oostenrijkers over, keerde, door zijn familie losgekocht, omstreeks 1760 naar zijn geboorteplaats terug, deed in 1762 examen in de godgeleerdheid, vond echter in een onbeantwoorde liefde aanleiding om van een carrière in deze richting af te zien, en begon zich aan de letteren en aan de studie der oudere en nieuwere literatuur te wijden; op zijn esthetische richting oefenden vooral Molière, Klopstock en Shakespeare invloed uit; onbemiddeld, door de regeeringspartij als een aanhanger der Bernstorffsche politiek geweerd en aan broodgebrek ten prooi gelaten, zag hij zich ten slotte genoodzaakt tot gelegenheidsverzen en bruiloftsstukken te vervallen: hij overl. 17 Maart 1781 te Kopenhagen. E. is naast Holberg de hoofdfiguur uit het gulden tijdvak der deensche nationaal-literatuur, de grootmeester der echt deensche lyriek; hij beheerscht taal, vorm en gevoelsuitdrukking op nog onovertroffen wijze. Voornaamste werken : De tempel des gehilcs (allegorie, 1764), Adam en Eva (lyrisch drama, 1765, omgewerkt 1769), Ilolf Krage (tragedie en proza, 1770), Balders dood (1773), De visschers (1778); beide laatstgenoemde zijn ware dramatische meesterwerken ; E. maakte ook naam als satirikus en komisch dichter ; zijn satirisch drama Harlekijn patriot (1772), op dit gebied zijn hoofdwerk, munt minder uit door eenvoudige lichte geestigheid als door het objectief belachelijke der situaties en karakters. Liebenberg verzorgde een kritische uitgave zijner dichtwerken (Kopenh. 8 dln. 1850—55) ; biographiën van E. leverden Molbech (Kopenh. 1831), M. Hammerich (3e druk Kopenh. 1882) en Jörgensen (Kopenh. 1888).

< >