Gepubliceerd op 23-02-2021

Kopenhagen

betekenis & definitie

deensch Kjobenhavn, d. i. koopmanshaven, hoofdstad van het koninkrijk Denemarken en de voornaamste handels- en fabrieksstad des lands, ligt onder 55° 41' 12" N.B. en 12° 34' 43" O.L. v. Gr., op de eilanden Seeland en Amager, aan de Scnd, die hier 30 km. breed is, en aan een smallen zeearm, Kalvebodstrand geheeten, die Seeland van Amager scheidt en de schoone, ruime haven van K. vormt.

K. had in 1901: 400.575 inw.; daarbij zijn nog te rekenen de inw. der voorsteden Frederiksberg (1901: 76.231 inw.), en Gjentofe-Ordrup (14.470 inw.), die wel nog afzonderlijke gemeenten zijn, doch geheel met K. zijn samengesmolten; Groot-Kopenhagen had in genoemd jaar derhalve een bevolking van 491.296 inw. De stad, op een effen bodem gelegen, bestaat uit zes gedeelten:1) de eigenlijke stad, zijnde het gedeelte tusschen de oude, thans geslechte en in boulevards veranderde wallen; een der mooiste gedeelten hier is de wijk rondom het slot Amaliaburg;
2) Christianshavn op het eiland Amager;
3) de wijk die verrezen is op de plaats der vroegere vestingwerken;

en verder de drie zich snel uitbreidende voorsteden Vesterbro, Nörrebro en Oesterbro. Onder de straten zijn de Oestergade, de Kjöbmagergade, Vimmelskaftet, de Frederiksberggade en Vessterbropassage de drukste en levendigste, de Amaliagade en Bredgade de mooiste; in het centrum der stad ligt de Kongens Nytorv (Nieuwe Koningsmarkt), het grootste en mooiste plein van K., met den stadsschouwburg, de standbeelden van de dichters Holberg en Oehlenschlager, het thans tot kunst-academie ingerichte slot Charlottenburg, het groote hotel d’Angleterre enz. De fraaiste kerken van K. zijn de Verlosserkerk (Vor Frelsers Kirke) met 90 m. hoogen toren, en de Vrouwenkerk (de hoofdkerk der stad). Groot is het aantal koninklijke paleizen. Andere merkwaardige bouwwerken zijn het universiteitsgebouw, het zoölogisch museum, de beurs (in nederland- schen renaissancestijl, met eigenaardigen toren), het raadhuis met 102 m. hoogen toren (1902 voltooid), en de glypotheek met allerlei verzamelingen, w.o. een fraaie collectie beeld-houwwerk van fransche meesters. Het groote museum voor kunst, naast den plantentuin en tegenover het slot Rosenborg en het observatorium, werd in 1897 voltooid.

Op de St. Annä-Plads staat een monument voor den componist Gade, in 1897 onthuld.

K. heeft een universiteit (5 faculteiten), in 1479 door Christiaan I gesticht; daartoe behooren een chirurgische academie, een sterrenkundig observatorium, een plantentuin, een zoölog. en mineralog. museum, een scheik. laboratorium enz.; de univ.-bibliotheek telt ongev. 300.000 boekdeelen en 5000 handschriften, w.o. een vermaarde verzameling oud-perzische en indische manuscripten en 2000 oud-noorsche handschriften. Verder heeft K. een polytechnische school, een veeartsenijschool (in 1773 door P. C. Abildgaard gesticht), later overgenomen door den Staat en met de landbouwhoogeschool te Frederiksborg vereenigd), een militaire academie, een kunst-academie, verscheidene particuliere latijnsche en andere hoogere scholen. K. is de hoofdzetel der deensche en in het algemeen der noordsche wetenschap en kunst. Er zijn verscheidene wetenschappelijke genootschappen; onder de wetenschappelijke verzamelingen staat de koninklijke bibliotheek, 550.000 boekdeelen en 20.000 handschriften bevattende, bovenaan. Zeer merkwaardig is het museum voor noordsche oudheden, bijeengebracht sinds 1807. De stad wordt bestuurd door een opper-president (door den koning benoemd), 4 burgemeesters, 4 wethouders en een gemeenteraad van 42 leden. K. heeft wel geen eigenlijke grootindustrie, doch is thans een belangrijke fabrieksstad; de machinebouw, textielindustrie, .scheepsbouw, ijzergieterij, suikerraffinaderij en porcelemfabrikage nemen de voornaamste plaats in. De eigen handelsvloot van K. bestond in 1900 uit 563 schepen (w.o. 284 stoomschepen met 209.274 registerton inhoud). Spoorwegen voeren van K. naar Helsingör, Klampenborg, Frederiksund, Kallundborg, Korsör en Vordingborg.

Omstreeks het midden der 12de eeuw was K. nog een onbelangrijk visschersdorp, waar echter groote markten gehouden werden. In 1167 deed bisschop Absalon in de nabijheid op een eiland een kasteel bouwen en veranderde het dorp in een stad met vestingwerken. In 1416 vermeesterde de uniekoning Erik van Pommeren de stad en kort daarop werd zij' de koninkl. residentie. Door de Hanseaten werd K. meermalen aangevallen; bij het bombardement door de Engelschen in' Sept. 1807 werden vele honderden menschen gedood en gewond en meer dan 300 huizen, kerken enz. in de asch gelegd. Literatuur: K., die Hauptstadt Dänemarks (uitgeg. door de Deensche toeristenclub, Kopenh. en Berl. 1898), Griebens Reisebucher: K. (18de dr. Berl. 1901).

< >