Gepubliceerd op 20-01-2021

Johannes bosscha (1797)

betekenis & definitie

zoon des vorigen, geb. 19 Maart 1797, behaalde te Amsterdam het doctoraat in de letteren, werd in 1828 bij de oprichting van de militaire academie daaraan hoogleeraar in geschiedenis en letterkunde, en volgde in 1839 1). J. van Lennep op als hoogleeraar in geschiedenis, oudheden, grieksche en latijnsche letteren aan het athenaeum te Amsterdam; in 1852 werd hij te Amsterdam tot lid der Tweede kamer gekozen en nam als zoodanig ijverig deel aan de beraadslagingen over de wet op het lager onderwijs; in 1858 aanvaardde hij de portefeuille van hervormden eeredienst, die hij tot 1861, in welk jaar dit departement opgeheven werd, behield.

Zijn laatste jaren bracht, hij met letteroefeningen door; hij overl. 1874. Hij schreef verscheidene geschiedkundige werken, als een vaderlandsche geschiedenis, die vele malen herdrukt werd, verder het bekende werk Neêrlands heidendaten te land, verder een levensverhaal van koning Willem II, staatkundige verhandelingen, enz., benevens enkele goede vertalingen van klasieke werken (twee boeken uan Herodotus, Appuleji opera, enz.)

< >