(gravin) Maitresse van koning Lodewijk XV van Frankrijk, dochter van den tolbeambte Vaubernier, geb. te Vaucouleurs, 19 Aug. 1743 (niet 46); 16 jaar oud zijnde was zij in dienst bij een coiffeur, Labille geheeten, later was zij werkzaam in een modemagazijn in rue Saint-Honoró te Parijs en zou omstreeks dezen tijd reeds met den graaf d’Aubuisson en anderen in intieme betrekking hebben gestaan; vervolgens kwam zij bij madame La Garde, die een speelhuis hield (de pamfletschrijver Mairobert stelt haar ten onrechte voor als een der habituées van de inrichting der beruchte koppelaarster, madame Gourdan in rue Saint-Saveur). Ten slotte nam graaf Jean du Barry haar tot zich, met het oogmerk met hare schoonheid te speculeeren ; geholpen door den kamerheer des konings, Lebel, en den hertog de Richelieu gelukte het hem de aandacht en de begeerte des konings op haar te doen vallen.
Lodewijk XV geraakte weldra zoodanig aan haar gehecht dat hij haar bij zich hield, en om haar een naam te geven, een huwelijk tusschen haar en graaf Willem du Barry, broeder van graaf Jean, bewerkte (1768), waarbij op allerlei wijze met de op haar afkomst en leeftijd betrekking hebbende papieren werd geknoeid, waarop hij haar ten slotte ten hove als eerste maîtresse des konings installeerde (1769); afkeerig van politiek en in het algemeen traag van geest en slechts vatbaar voor zinnelijke hartstochten, speelde zij ten hove een zeer passieve rol en gebruikte haar invloed op den koning slechts om zich te handhaven tegen de haar vijandige partij van den minister Choiseul Na den dood van L. XV van het hof verwijderd hield zij zich eenigen tijd op te Pont-des-Dames, bij Meaux, leefde voorts een 15-tal jaren met den graaf de Cossé-Brissac, week bij den aanvang der groote revolutie uit naar Engeland, en keerde te kwader ure naar Frankrijk terug, hetgeen aan de revolutionaire partij werd verraden, volgens sommigen door haar knecht, den neger Zamore; zij werd gearresteerd, door het tribunal révolutionnaire wegens hare aristocratische betrekkingen ter dood veroordeeld, en 8 Dec. 1793 geguillotineerd. Men wil dat zij voor de guillotine groote vrees aan den dag legde en zelfs den beul Sanson smeekte haar niet te doen sterven. De in 1779 op haar naam uitgegeven Lettres et Anecdotes worden als onecht beschouwd.