generaal van de fr. republiek, in 1761 in Bretagne geb., studeerde in de rechtsgeleerdheid te Rennes, waar hij in 1792 tot aanvoerder van het bataillon vrijwilligers gekozen werd; hij was reeds in 1794 divisie-generaal en in 1796 droeg het Directoire hem het opperbevel op over het leger van den Rijn en de Moezel. Hij versloeg 5 Juli generaal Latour bij Rastadt, 9 Juli aartshertog Karel bij Ettlingen.
Door de nederlaag van Jourdan zag hij zich echter genoodzaakt terug te trekken (vermaarde terugtocht van M.). Verdacht van verstandhouding met Pichegru, viel hij bij het Directoire in ongenade en verloor na den coup d’état van 18 Fructidor zijn bevelhebberschap. In het volgende jaar stelde men hem onder Schérer tot divisiegeneraal bij het leger van Italië aan. Na de eerste nederlagen aanvaardde hij het door Schérer hem aangeboden opperbevel over het ontmoedigde leger. Door Suworow bij Cassano geslagen, trok hij in het Genueesche terug. Bonaparte gaf hem het opperbevel over de legers van den Rijn en den Donau.
Na Hochstâdt, Nördlingen en Neuberg, drong hij tot Regensburg voort, bezette Munchen, behaalde de overwinning bij Hohenlinden (3 Dec.), drong daarop tot op 10 mijlen van Weenen door, en sloot 25 Dec. met aartshertog Karel een wapenstilstand, die gevolgd werd door den vrede van Luneville. Bij de ontdekking van het complot van Pichegru tegen het leven van Napoleon, werd M. van verstandhouding met de samenzweerders beschuldigd, in hechtenis genomen en verbannen. In 1805 begaf hij zich naar N.-Amerika, en leefde hier in stilte, totdat czaar Alexander hem in 1813 uitnoodigde om tot den val van Napoleon mede te werken. M. voldeed hieraan. Hij vergezelde den keizer op den marsch tegen Dresden; in het hoofdkwartier aldaar verbrijzelde een fr. kanonskogel hem 27 Aug. 1813 de beide beenen; hij stierf weinige dagen daarna. Zijn lijk werd te Petersburg ter aarde besteld, en op de plaats, waar hij gevallen was, werd een gedenkteeken voor hem opgericht.