Gepubliceerd op 18-03-2021

Jan smits

betekenis & definitie

Isz. nederl. historicus, 1775 18*57; zeepzieder te Dordrecht; o. a.: Over den alouden staat der eerste bevolking van Z.-Holland (1824), Over de krankzinnigen en de behandeling van dezelve (1829), Iets over de uitvinding der boekdrukkunst (1853), Over Jan van Heelu etc. (5 stukken, 1841). Zijn zoon, Jan Anthonie, geh. 1829 te Dordrecht, waar hij allerlei ambten bekleedde, schreef over plaatselijke festiviteiten, De Dordrechtsehe schilderschool (levensbeschr. van dordsche kunstenaars, 1875), vele verspreide stukken.

< >