geboortig uit Brabant, schreef tnsschen 1288 en 1294 een uitvoerig gedicht, waarvan het eerste gedeelte de geschiedenis van Brabant in de tweede helft der 13de eeuw behandelt, terwijl het tweede gedeelte een beschrijving geeft van den slag van Woeringen (1288), die door den dichter zelf werd bijgewoond. Het dichtwerk is opgedragen aan Margaretha, dochter van den koning van Engeland en vrouw van hertog Jan II van Brabant; het behoort tot de beste voortbrengselen van middeleeuwsch-nederl. literatuur; het is uitgegeven door J.F.
Willems, onder den titel: „Rymkronyk van Jan van Heelu, betreffende den slag van Woeringen, van het jaer 1288, uitgegeven met ophelderingen en aenteekeningen” (Brussel 1836); de fouten in deze uitgave, naar het handschrift verbeterd, en de prozabewerking van het gansche dichtwerk door Govaert Schoevaerts, worden gevonden bij H. van Wijn, Letter- en geschiedkundige aanteekeningen op de rijmkroniek van Jan van Reelu (uitgeg. door W. J. A. Jonckbloet en A. W. Kroon, Den Haag 1840).
Er bestaat nog een vertaling in proza van, gevolgd door een verkorte overzetting in lat. hexameters, door H. K. van Donghelberge, gedrukt te Brussel, 1641.
