Gepubliceerd op 18-03-2021

Jan ritzema bos

betekenis & definitie

nederl. zoöloog en phytopatholoog, geb. 1850 te Groningen, 1869 —71 leeraar in de natuurl. historie aan de landhuishoudk.-school ald., na derzelver opheffing aan de landbouwschool te Warffum, 1876—95 aan de Rijkslandbouwschool, werd 1895 directeur van het Phytopathologisch laboratorium „W. C.

Scholten” te Amsterdam, en buitengew. hoogl. in de phytopathologie (ziekteleer der planten) ald., welk ambt hij aanvaardde met een rede over: De ziekteleer der planten en hare beteekenis voor de praktijk en voor de biologische wetenschappen. In 1898 ging hij voor ©enigen tijd naar Amerika, ter bestudeering van de San José-schildluis en van de maatregelen daartegen te nemen; schreef in vaktijdschriften; ook leer- en leesboeken enz.

< >