1) zoon van den tiran Pisistratus van Athene, volgde dien in 527 met zijn broeder Hipparchus op. Hoewel trotsch en hoogmoedig, regeerde hij toch verstandig en welwillend.
Eerst na den moord van Hipparchus (zie ald.) in 514 werd hij wantrouwig en wreed. De door Pisistratus verdreven Alcmaeoniden maakten gebruik van de hierdoor opgewekte ontevredenheid van het volk, keerden met aanzienlijke strijdkrachten, en op aanwijzing van ’t orakel van Delphi door Sparta gesteund, terug, en verdreven met de hulp van Sparta in 510 den tiran. Deze vluchtte eerst naar Sigeum naar zijn stiefbroeder Hegesistratus, vervolgens naar den perzischen koning Darius Hystaspis en bewoog dien tot een veldtocht tegen Griekenland; deze onderneming mislukte door de nederlaag der Perzen bij Marathon (490) en H. stierf op den terugtocht in Lemnos.2) H. uit Elis, sophist, omstreeks 400 v. Chr., jongere tijdgenoot van Protagoras en Socrates, bezat uitgebreide kennis, vooral in wiskunde, sterrenkunde, grammatica en muziek. Plato schrijft hem de stelling toe, „dat de wet de tiran des menschen is, daar zij dwingt tot veel wat met de natuur in strijd is,” in welke stelling sophistische ethiek ligt. Onder de dialogen van Plato zijn er twee naar hem genoemd, waarvan er in ieder geval' een onecht is.