1) Zoon van Pisistratus, erfde met zijn broeder Hippias in 527 v. Chr. van zijn vader het gezag te Athene, onderscheidde zich door liefde voor kunst en wetenschap, gaf zich echter over aan zingenot en viel op het feest der Panathenaeën in 514 onder de dolken, van de door persoonlijke wraak gedreven jongelingen Aristogiton en Harmodius (zie ald.).
2) H. van Xicea, de stichter der wetenschappelijke sterrenkunde, leefde in de 2de eeuw v. Chr., meestal in zijn vaderland Bithynië, tijdelijk ook in Rhodus en Alexandrië. Wat wij van zijn talrijke astronomische werken weten, is bewaard door Ptolemaeus. De oudste hem toegeschreven waarneming is die van de herfstnachtevening van 161 v. Chr., de eerste zekere die van een maansverduistering in 146, de laatste ons bekende een waarneming der maan in 126. Hij was de geniaalste astronoom der oudheid en onderscheidde zich door zijn onvermoeiden ijver en de strenge methode van het vaststellen der verschijnselen en ze zonder hypothese te verklaren; tevens wordt hem de uitvinding toegeschreven der koordeberekening en der bolvormige driehoeksmeting. Zijn roem was in de oudheid voornamelijk gevestigd door zijn, naar aanleiding van het verschijnen eener nieuwe vaste ster in het jaar 134, vervaardigde sterrenlijst, waarin hij met behulp van deels nieuw uitgevonden, deels verbeterde instrumenten, de plaatsen bepaalde van 1080 vaste sterren; daarbij leidde hem de vergelijking van eigen waarnemingen met die van vorigen tot de ontdekking der praecessie (zie ald.). De lengte van het zonnejaar stelde hij vast op 365 dagen 5 uren 55 minuten (tot dan toe 365V4 dag). Hij berekende de excentriciteit der zonnebaan (hoewel ongeveer een zesde te groot), zocht de excentriciteit der maanbaan en haar inclinatie naar de ecliptica, alsmede den duur van den maansomloop vast te stellen, en afstand en grootte van zon en maan door middel eener indirecte methode (later Diagram van H. genoemd) nauwkeuriger dan tot dusverre te bepalen (den afstand der maan van de aarde bepaalde hij bijna nauwkeurig, voor dien der zon vond hij een te kleine waarde); ten opzichte der planeten vergenoegde hij er zich mede, het onvoldoende der toenmalige hypothesen aan te toonen. Ook over geographie heeft H. geschreven en hij voerde de plaatsbepaling naar lengte en breedte in.