Gepubliceerd op 23-02-2021

Hermann hupfeld

betekenis & definitie

duitsch theoloog en oriëntalist, geb. 31 Maart 1796 te Marburg, was van 1819—22 leeraar aan het gymnasium te Efanau, legde zich vervolgens meer op de godgeleerdheid toe en werd in 1825 hoogleeraar te Marburg, in 1843 te Halle, in de plaats van Gesenius. Hij overl. ald. 24 April 1866.

De wetenschappelijke arbeid van H. betreft deels de hebreeuwsche taal, deels de uitlegging en kritiek van het O. Testament. Zijn exegetisch-kritisch hoofdwerk is Uebersetzung und Auslegung der Psalmen (4 dln., 1855—61). Voorts verdienen van zijn geschriften inzonderheid vermelding: Die Quellen der Genesis aufs neue untersucht (1853), Untersuchungen über die Feste der Hebräer (4 afl., 1851—64), Die heutige theosophische und mythologische Theologie und Schrifterklärung (1861), Exercitationes Aethiopicae (1825). Zijn Ausführliche hehr. Grammatik (dl. 1, 1841) bleef onvoltooid.

< >