Gepubliceerd op 18-03-2021

Henry creswicke rawlinson

betekenis & definitie

(sir) eng. archeoloog, geb. 11 April 1810 te Chadlington in Oxfordshire, diende 1826—33 bij het eng. leger in Oost-Indië, werd in 1840 tot britsch resident in Kandahar en 1844 tot consul in Bagdad benoemd. Nadat hij zich reeds te voren vlijtig met de studie der spijkerschriftmonumenten van Mesopotamië had beziggehouden, gelukte het hem, de groote Darius-inscriptie van Behistoen te verklaren en uit de door Layard in Koejoendsjik en Nimroed ontdekte monumenten de verrassende resultaten te verkrijgen, welke hij 1850 aan het aziatisch genootschap in Londen in zijn verhandeling 0?i the inscriptions of Assyria and Babylonia voorlegde.

Voorts publiceerde hij: Outline of the history of Assyria etc. (1852) en Memorandum on the publication of the cuneiform inscriptions (1855). In 1855 keerde hij naar Engeland terug en werd 1856 directeur der Oostindische Compagnie. Van Sept. 1858 tot April 1859 was hij lid van den raad van Indië, vervolgens werd hij als generaal-majoor tot buitengewoon gezant te Teheran benoemd, doch keerde een jaar later reeds terug; sedert 1868 was hij weder als lid van den raad van Indië werkzaam, 1871—73 en 1875—78 als president van het aardrijkskundig genootschap; in Maart 1878 werd hij tot „trustee” van het Britsch Museum benoemd; hij overleed 5 Maart 1895 te Londen. Van zijn werken dienen nog genoemd de monumentale uitgave der belangrijkste spijkerschriftteksten van het Britsch Museum: The cuneiform inscriptions of Western Asia (5 dln., 1861—64) en een verzameling van artikelen onder den titel England and Russia in the East (1875).

< >