Gepubliceerd op 17-02-2021

Hecate

betekenis & definitie

oorspronkelijk een maangodin, werd langzamerhand eene zoowel in den hemel, als op de aarde en in de onderwereld op machtige wijze werkende godheid. Als zoodanig werd zij ook met andere godheden, zooals Selene, Artemis, Persephone e. a. vereenzelvigd.

In de mysteriën van Demeter en Persephone werd zij als beider gezellin vereerd en had zelfs op vele plaatsen, zooals b.v. te Aegina, haar eigen geheimen eeredienst. Zij verleende wijsheid in de volksvergadering en op den rechterstoel, geluk en overwinning in den oorlog en in de wedstrijden, gelukkige vaart ter zee en rijken buit op jacht, rijkdom van kudden en bloeiende kinderen; dit alles hangt samen met haar karakter van maangodin, wegens den schijnbaren invloed der maan op het vrouwelijk geslachtsleven. Zij wordt de dochter genoemd van den titan Perses of Persaeus en van Asteria, een zuster van Leto (Latona); doch ook andere opgaven omtrent haar afstamming worden er medegedeeld. Haar bijnaam, „drievoudig van gedaante”, zal ook wel oorspronkelijk betrekking gehad hebben op de drie phasen in het voorkomen der maan en werd eerst later in verband gebracht op de haar toegekende werking in alle rijken der natuur.Uit de maangodin ontstond ook de godin van den nacht, van het duister, van de onderwereld, waaruit zij ook zielen naar boven kan brengen, en daarmede hangt het spookachtige van haar wezen te zamen. Zij zendt spookgedaanten uit de onderwereld naar boven, zooals Empusa en de Lamieën en zwiert des nachts met de zielen van afgestorvenen op kruiswegen (vandaar haar latijnsche bijnaam Trivia, godin van den driesprong) en begraafplaatsen rond. Tevens is zij de godin van alle toovenarij en de patrones, ja zelfs de stammoeder van alle toovenaars en toovenaressen, die in de stille nachten de door het maanlicht van H. met tooverkracht gevulde kruiden op het gebergte opzoeken en door hare gunst en hulp hun tooverkunst uitoefenen. De groote toovenaressen der oudheid, zooals Ciree en Medea, hebben van H. hare kunst geleerd en worden haar dienaressen genoemd. Bijzondere vereering genoot zij in Klein-Azië, Thracië, Thessalië en te Athene. H. werd gewoonlijk (men onderstelt sinds den tijd van Alcamenes) afgebeeld in drievoudige gedaante; zoo b.v. in een groep in het museum te Leiden; doch op het relief van het altaar van Pergamum (te Berlijn) komt zij ook voor met één lichaam, drie hoofden en drie paar handen.

De gewone opvatting is tweeledig: in den oudsten tijd zijn de afbeeldingen voorzien van lange, op den grond rustende fakkels, vruchten, .een schaal en een hond; de jongste groep heeft als attributen korte fakkels, zwaard, dolk, strik, sleutel en slangen. Een zeer fraaie bronzen statuette van deze laatste soort bevindt zich in het museum op het Capitool te Rome. Op haar lievelingsplekjes, de driesprongen, alsmede voor en in de huizen richtte men te harer eere zuilen (Hecataea) of pijlers op, opdat zij het huis en de reizigers voor ongeluk zou bewaren. Meestal zijn daarop drie hoofden aangebracht en aan den benedenrand drie dansende vrouwen (Chariten) in relief afgebeeld. Dergelijke overblijfselen zijn het meest te Athene bekend; daar stond ook de beroemde groep van Alcamenes. Aan H. werden geofferd jonge honden, honig en vooral zwarte lammeren.

Vergel. Schömann, De Hecate Hesiodea (Greifswald 1851); Roscher, Ausführliches Lexikon der griechischen und römischen Mythologie (1ste dl. kol. 1885 vlgg.).

< >