(baron) beiersch staatsman, geb. te Ulm 1806, overl. te Berchtesgaden 1866; was lid van de beiersche kamer, waar hij het ministerie Abel bestreed, werd in 1848 minister van financiën en voor eenige maanden van binnenlandsche zaken. Met graaf Hegnenberg stond hij aan het hoofd der liberale partij in Beieren en was een der oprichters van den Grossdeutschen Reformverein (1862), waarvan hij voorzitter werd.
Hij schreef o. a.: Die altbairische landstdndischen Freibriefe und Landesfreiheits-erldarungen (1851), Geschichte Baierns unter König Maximilian Josef I (1854), Das Verfdhr en der deutschen Grossmdchte gegen Schleswig-Holstein und den Band (1866).
