lordkanselier van Engeland onder Jacobus II, in 1643 te Acton in Wales geb., werd door bescherming van den hertog van York rechter te Chester en in 1680 opperrechter bij de Kingsbench, in welke betrekking hij aan het hof groote diensten bewees. De werkelijke of voorgewende pogingen tot samenzwering in de laatste jaren der regeering van Karel II gaven hem gelegenheid onder den vorm van recht persoonlijke wraakzucht te koelen en zich bij het hof nog meer aangenaam te maken.
Bij de troonsbeklimming van Jacobus II verkreeg hij buitengewonen invloed. Na de onderdrukking van den opstand van den hertog van Monmouth werd hem opgedragen diens aanhangers ter verantwoording te roepen, waarbij hij vele menschen zonder onderzoek ter dood deed brengen. Tot loon werd hij tot pair verheven en tot lordkanselier aangesteld. Na den val van Jacobus II beproefde hij te ontvluchten, maar werd ontdekt en in den Tower geplaatst. Hij overl. in 1689, voordat zijn vonnis was uitgesproken.
