Duitsch dichter en philosophisch schrijver, geb. 5 Maart 1800 te Neurenberg, overl. 13 Dec. 1875 te Würzburg, studeerde van 1817 af te Erlangen en te Leipzig eerst theologie, later philosophie, werd hoogleeraar aan het gymnasium te Neurenberg, moest in 1830 wegens ziekelijkheid deze betrekking nederleggen, en betoonde zich in zijn daaropvolgende loopbaan als privaatgeleerde en polemist een hoog begaafde, doch excentrieke en zeer veranderlijke natuur; na een verwoeden strijd tegen het christendom en allen eeredienst in het algemeen, ging hij in 1859 tot het ultramontane katholicisme over, en was weldra daarvan een der ijverigste verdedigers. Van zijn talrijke geschriften behooren Die Urgeschichte des Menschengeistes (1827), Andeutungen eines Systems spekulativer Philosophie (1831) tot zijn zuiver wijsgeerige, en een reeks brochures enz, in het licht gegeven onder pseudoniem Amad. Ottokar, benevens Philosophie, Religion und Altertum (1833), Züge zu einer neuen Philosophie ' der Religion und Religionsgeschichte (1835), Der Feuer- und Molochdienst der Hebräer (1842) en Die Geheimnisse des christlichen Altertums (1847) tot zijn anti-theologische periode; in laatst genoemd werk zocht hij aan te toonen dat de Joden oudtijds, en de Christenen in de eerste tijden menschen hebben geofferd; in Religion des Neuen Weltalters bouwt hij een nieuw godsdienststelsel van liefde en vrede op, dat hij in de plaats van het christendom wenscht te zien treden; uit zijn derde periode, die van zijn geloofsijver, zijn afkomstig: Meine Konversion (Mijn bekeering, Mainz 1859), Aus der Mansarde (1862), Das Christentum und Sein Urheber (1864), Christina Mirabilis und Joseph von Copertino als Vorläufer einer neuen Künftigen Menschengattung (1864), Aphorismen über Tod und Unsterblichkeit (1865), Das Geisterreich in Glauben, Vorstellung, Wahrheit und Notwendigkeit (tegen Frohschammer, Strauss en anderen, 1874). Als dichter werd hij vooral bekend door Bettina (1837), een metrische omschrijving van enkele plaatsen uit „BriefWechsel Goethes mit einem Kind”, verder door het onder den schuilnaam Eusebius Emmeran in het licht gegeven dichtwerk Glorie der heiligen Jungfrau Maria (1841), en bovenal door de dichtbundels Hafis (1848), Mahomet (1851), vrucht van zijn studiën als oriëntalist. Omtrent Kasper Hauser, die ten zijnen huize verblijf hield, publiceerde hij Mitteilungen über Kaspar Hamer, (1832), Enthüllungen über Kassper Hamer (1859), Kaspar Hamer, sein Wesen, seine Unschuld (1873).
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk