duitsch dichter en schrijver, geb. 18 April 1813 te Coburg, was te Hildburghausen 14 jaren lang mederedacteur van Meyer’s „Groszes Konversations-Lexikon”, redigeerde van 1858 af te Leipzig eenigen tijd „Paynes Panorama des Wissens und der Gewerbe”, schreef sinds 1861 ook in de „Gartenlaube”, waarvan hij 1883—86 verantwoordelijk redacteur was, en overl. 14 Aug. 1888 te Ilmenau, waar in 1892 een gedenkteeken voor hem werd opgericht. Hij schreef o. a.: Die Schlacht bei Focksan (tooneelstuk, Jena 1838), Die Feste Coburg (dichtwerk, Hildb. 1854), Das Koborgher Quackbrünnla (500 dansliedjes en dergelijke in dialect, ald. 1857), Der Einder Wundergarten (sprookjes, 21ste dr., Lpz. 1890), Die Harfe im Sturm, (Leipz. 1872), Die Eselsjagd, ein fröhliches Heldengedicht (2de dr., ald. 1874), verder Kinderfeste (met muziek van Julius Otto, Schleusingen 1853—75, 4 stukken), de operatekst Der Rattenfänger von Hameln (naar J.
Wolff, muziek van V. Nessler, 1877) en Der wilde Jäger (1882); bovendien een menigte gelegenheidsgedichten, stukken voor declamatie enz. H. heeft zich ook verdienstelijk gemaakt door eenige literarische ondernemingen voor liefdadige doeleinden, als: „Weihnachtsbaum für arme Kinder” 25 jaargangen enz.
