duitsch dichter, geb. te Quedlinburg 1724, overl. te Hamburg 1803, bezocht de hoogeschool te Jena en te Leipzig, waar hij godgeleerdheid en oude letteren studeerde en besloot zich geheel aan de beoefening der dichtkunst te wijden. De koning van Denemarken, Frederik V, verleende hem, op aanbeveling van graaf Bernstoff, een jaargeld van 400 daalders.
K. vestigde zich nu te Kopenhagen (1751), doch toen Bernstoff in ongenade was gevallen, koos hij Hamburg tot zijn woonplaats. Zijn hoofdwerk is de Messiade, waaraan hij niet minder dan dertig jaar arbeidde. Voorts schreef hij drie bijbelsche treurspelen: Adarns Tod, Salomon, David (1764—72), drie „bardische” drama’s (d. i. drama’s op de wijze der barden gezongen) op Rermann (1769— 87) en Odes (1771), welke om hun verhevenheid van gedachten algemeen hoog worden geschat.