Maarschalk van Frankrijk, geb. 13 Febr. 1811 te Versailles; hij trad in 1831 als vrijwilliger in dienst en kreeg vier jaar later het kruis van het Legioen van Eer en de luitenants-epauletten. In 1835 streed hij in Spanje, ging daarna als kapitein naar Algerië en nam daar aan bijna alle operatiën deel; in 1851 werd hij kolonel van het légion étrangère (vreemdenlegioen).
In den Krimoorlog, die hij voorts meemaakte, kreeg hij de generaalssterren en werd gouverneur van Sebastopol In Italië voerde hij de 3,e divisie van het 1ste legerkorps aan. In 1862 werd hij naar Mexico gezonden, en volgde aldaar in 1863 generaal Forey als opperbevelhebber op. Het volgend jaar, 5 Sept., kreeg hij den maarschalksstaf. Hiermede, merkt Mellion op, sluit zich het roemrijke deel van zijn loopbaan. Zich bekleed ziende met een bijna onbeperkte macht, zonder de minste controle, bedreef hij in Mexico allerlei daden van willekeur en scheen zelfs een oogenblik voornemens te zijn zich geheel onafhankelijk te maken, waartoe hij niet schroomde met 'de leiders der insurgenten onderhandelingen aan te komen, die hij nog voortzette na de aankomst van keizer Maximiliaan, die hij met alle middelen impopulair zocht te maken; ten slotte werd hij teruggeroepen en 12 Maart 1867 scheepte hij zich maar Frankrijk in, nadat Mexico ongeveer geheel door de fransche troepen ontruimd was. Hij werd door Napoleon III zeer koel ontvangen, doch kreeg niettemin het bevel over het 3de legerkorps te Nancy, en in 1869 het bevel overIn den aanvang van den Fransch-Duitsch. oorlog had hij het 2c, 3e en le korps onder zijn bevelen; 12 Aug. kreeg hij het opperbevel over het zoogenaamde Rijnleger, trok zijn troepen bij Metz te zaam, en wilde, de onmogelijkheid inziende om de Mosel-linie te houden, zijn leger over de Maas voeren, om zich bij Chalons met maarschalk MacMahon te vereenigen; hij liet echter te veel tijd verloren gaan en werd ingehaald door de Pruisen, die ter hoogte van Borny zijn achterhoede aangrepen (14 Aug.), waarbij het slagveld wel aan de Franschen bleef, doch de vijand tevens gelegenheid kreeg positie te nemen; toen B. den opmarsch hervatte, stuitte hij op een sterke pruisische troepenmacht; de nu volgende slag van Gravelotte (Rezonville, 15 Aug.), bleef, volgens fransche lezing, onbeslist; die van Saint-Privat (18 Aug.) had kunnen eindigen met een belangrijke overwinning, indien B. bij die gelegenheid een goed inzicht in den stand van zaken had gehad. Het geheele Rijnleger werd echter op Metz teruggeworpen, voor welke stad door de Pruisen dadelijk het beleg werd geslagen. Over de houding van B. tijdens het beleg loopen de berichten en de meeningen zeer uiteen. Hoe dit zij, op 27 Oct. 1870 gaf hij zich met 70,000 man en al zijn krijgsmateriaal over. In een manifest van Gambetta werd hij daarop openlijk van verraad beschuldigd. Zijn zaak werd na den oorlog door een conseil d’enquete onderzocht; op het door generaal Seré de Rivières uitgebracht rapport werd rechtsingang tegen hem verleend en de krijgsraad, zitting houdende op KleinTrianon, onder voorzitterschap van den hertog d’Aumale, veroordeelde hem, trots de pogingen van zijn welsprekenden verdediger, Mr.
Lachaud, ter dood; president Mac-Mahon veranderde deze straf in 20 jaren detentie. B. werd gevangen gezet op het fort van het eiland Saint-Marguerite, bij Cannes; in den nacht van 9 op 10 Aug. 1874 wist hij, door zich langs een koord in een hem wachtende boot te laten zakken, te ontvluchten; de vooraf door zijn vrouw en zijn neef, Alvarez Rul, getroffen maatregelen maakten het hem mogelijk verder te komen en over Zwitserland België te bereiken; in 1875 ging hij naar Madrid, waar hij 23 Sept. 1888 stierf.