duitsch beeldhouwer, geb. 9 Maart 1811 te Dresden, kreeg aldaar onder Thürmer, te München en te Florence zijn opleiding in de bouw- en beeldhouwkunst, vestigde zich in 1835 te München, waar hij door den omgang met Genelli en Schwind en door de werken van Cornelius de richting, door Michel Angelo gebaand, volgde. In 1838 werd hij door toedoen van Semper naar Dresden beroepen om een deel van het beeldhouwwerk voor het nieuwe theater te vervaardigen.
In 1842 kreeg hij den prijs voor het model van het standbeeld van Beethoven, in 1845 te Bonn opgericht. In 1848 werd te Praag zijn standbeeld van Karel IV onthuld. Daarna vervaardigde hij voor het nieuwe museum te Dresden, behalve vele reliefs, in zandsteen de standbeelden van Alexander, Lysippus, Michel Angelo, Dante, Rafaël en Cornelius, in 1858 de drie Evangelisten en de heil. drie koningen voor den torenbouw te Neustadt-Dr esden, verder het gedenkteeken van koning Frederik Augustus II van Saksen voor Dresden, het ruiterstandbeeld van den veldmaarschalk vorst Schwarzenberg voor Weenen (1867), een bronzen standbeeld van Theodor Körber voor Dresden (1871), een koperen standbeeld van hertog Friedrich Wilhelm, geplaatst op het Slotplein te Brunswijk (1874) enz. H. was in zijn jeugd een der warmste verdedigers van de vrijmaking der beeldende kunsten van de academische kunstregels. Sinds 1848 was hij professor en lid van den raad der Dresdener academie. Hij overl. 22 Mei 1891 te Dresden.