Gepubliceerd op 20-01-2021

Ernst curtius

betekenis & definitie

Duitsch archeoloog en philoloog, broeder van Georg C , geb. 2 Sept. 1814 te Lübeck, studeerde te Bonn, Gottingen en Berlijn in de philologie, en ging in 1837 met Brandis naar Athene, waar hij met E. Geibel Klassischen Studien (1846) uitgaf; in 1840 begeleidde hij zijn leermeester O. Müller op diens reizen door Griekenland en kreeg in 1844 een leerstoel aan de hoogeschool te Berlijn; in Oct. van datzelfde jaar tot opvoeder van den lateren keizer Friedrich III benoemd, vergezelde hij dezen naar Bonn, werd in 1856 hoogleeraar en mede-directeur van het philologisch seminarie te Göttingen, ondernam in 1862 met Bötticher en Strack weder een reis naar Griekenland, en werd in 1863 als gewoon hoogleeraar naar Berlijn beroepen en tevens tot directeur van het Antiquarium benoemd; in 1874 ging hij in opdracht van de duitsche regeering naar Athene en sloot met de grieksche regeering een verdrag aangaande uitgravingen te Olympia af, die in Oct. 1875 ren aanvang namen; hij overleed in 1896; zijn hoofdwerken zijn: Peloponnesos (1852, geschiedenis, sagen en kunst van dit schiereiland), Griech. Geschichte (1861, meermalen herdrukt, zijn meesterwerk), Die Stadtgeschichte von Athen (1891) enz.

< >