fransch schrijver, geb. te Parijs 1807, zoon van den vorige, begon zijn loopbaan met een dichtstuk op La découverte de l'imprimerie en een bundel gedichten: Les morts bizarres geheeten (1832). Vervolgens schreef hij de romans Max (1833), Les Vieillards (1834), Edith de Fatsen (1840) zijn beste werken van dien aard; daarna legde hij zich toe op het schrijven voor het tooneel en gaf o. a.: Louise de Ligner olies, drama in proza (1848), Adrienne Lecouvreur, drama in proza (met Scribe 1849), Les contes de la reine de Navarra (1850) en Bataille de dames (1851), Bar droit de conquête (1855).
Bovendien schreef hij nog litteraire studies: Conférences parisiennes (1872), Lamartine (1876), L'art de la lecture (1878), Soixante ans de souvenirs (1885—87) en de studie over het familieleven Nos fils et nos filles (1878).