gr. handeling, de voorstelling van een handeling; in het bizonder naam vaneen tooneelstuk waarin het komische met het tragische is vereenigd; lyrisch drama: opera, tooneelstuk op muziek, ook drama met zang. Het woord drama beteekent in zijn etymologischen zin: de mise en scène van een handeling ; het drama omvat derhalve het treurspel en het blijspel, die beiden op een zoodanige mise en scène neerkomen; intusschen bezigt men het woord meest voor een stuk, waarin elementen van beide genoemde kunstvormen dooreengemengd zijn — voor elk tooneelwerk dat het midden houdt tusschen een treur- en een blijspel; in ruimeren zin is het drama een dichtingsvorm waarbij volgens zekere esthetische wetten gebeurtenissen uit het verleden als tegenwoordige handelingen worden voorgesteld.
Het drama treedt bij alle volken steeds eerst dan te voorschijn, wanneer reeds heldendicht en lyriek tot volle ontwikkeling zijn gekomen; in zijn wezen verbindt het’tuiterlijk vertoon der epische met de innerlijke gevoelswereld der lyrische poëzie; met het epos heeft het gemeen, dat het een reeks van handelingen daarstelt; het drama verhaalt deze handelingen echter niet als in den verleden tijd, maar ontvouwt ze voor onze oogen ; de betrokken personen worden handelend ten tooneele gevoerd, en zetten in dialoog en monoloog de beweeggronden van hun doen en laten uiteen. Epische poëzie onderscheidt zich van dramatische poëzie als ondervinding van daden, als hetgebeurde vanhetgebeurende; zoo vertegenwoordigt het epos de wereld der loutere, reeds voltooide en als afgesloten handeling, het drama de wereld der tegenwoordige, uit de karakter-eigendommelijkheid ontspringende handeling die het werk van den wil is, en bij haar op de toekomst gericht streven eenig vast doel in het oog heeft. Hierop berusten alle wetten, die het drama beheerschen. Het dramatische handelen is niet beperkt tot een ongestoord nastreven en bereiken van een of ander doel, maar steeds moet een strijd tusschen twee tegenstellingen voorhanden zijn, die tot innerlijke en uitwendige conflicten en daardoor tot ongedachte ontknoopingenleidt.De dramatische handeling is te dieper naarmate de tegenstellingen feller tegenover elkaar staan. Vandaar de groote ethische beteekenis van het drama, dat men wel de dialectiek der zedelijke wereldbeschouwing heeft genoemd. Het drama behoort tothetgebiedderpoëzieenmoetdaarom meer de uiting van het leven dan abstracte redeneering zijn; het moet zich overal belichamen, vleesch en bloed zijn geworden ; en het zal des te dichterlijker zijn naarmate in de personen, die den onderiingen strijd bestaan, een krachtiger individualisme tot uiting komt. Als kunstwerk moet daarom het drama steeds naar zinnelijke illusie streven. Om deze reden stelden fransche theoretici voorheen als hoogste wet den kanon der z.g. drie eenheden saam : eenheid van handeling, van tijd (beperking der handeling over den duur van een etmaal of hoogstens drie dagen) en van plaats. Van deze eisehen echter wordt niets in Aristoteles’ Poetiek, waarop de saamstellers van genoemden kanon zich beriepen, gevonden, en evenmin in de beste voortbrengselen der dramatische kunst; alleen eenheid der dramatische idee is een bepaald vereischte; waar deze niet voorhanden is, blijft men op epischen bodem. De middeieeuwsche mysteriën en de Chronicled histories van het oud-engeische tooneel zijn voorbeelden van zulke onrijpe beginselen eener wordende dramatiek. Uit de esthetische natuur van het drama en van de voortschrijdende afwikkeling volgt binnen den scenischen bouw de onderscheiding van expositie, peripetie en katastrophe, waarmede de indeeling in drie of vijf bedrijven saamhangt.
Op het begrip van een dramatischen (in een reeks handelingen te aanschouwen gegeven) kamp tusschen twee tegenstellingen met een eindelijke ontknooping daarvan, berusten in hoofdzaak de voornaamste vormen der dramatische kunst (kunst vol leven en handeling); de vormen zijn het treurspel (tragedie), het blijspel (komedie) en het tooheelspel of drama in engeren zin (zie deze onderwerpen). Het onderscheid ontspringt uit de verscheidenheid der oogmerken, die de strijdende individuen beoogen. De held van het treurspel is een karakter van ernstig en waar gehalte, dat een doel, hetwelk hij als goed verstaat, najaagt, doch door zijn omgeving niet wordt begrepen; het blijspel heeft daarentegen een held, die door zelfzuchtige, slechte of dwaze drijfveren wordt gedreven; het tooneelspel voert ernstige conflicten tot een verzoenend, bevredigend einde.