geb. rijksgravin von Medern, geb. 20 Mei 1754 in Koerland, 1771 op grond van familiebelangen gehuwd met een vrijheer von der Recke, van wien zij zich in 1776 liet scheiden; zonderde zich nu te Mitau geheel van de wereld af; hare neiging tot mysticisme maakte haar een gemakkelijke prooi voor Cagliostro, doch door Bode werd deze bedrieger ten volle ontmaskerd, waarop Elisa het boek Der entlarvte Cagliostro (Berlijn 1787) in het licht gaf. Zij overleed in 1833 te Dresden.
Onder hare geschriften zijn vooral merkwaardig Reise nach Italien (4 dln., Leipz. 1815), Gebete und Lieder (uitgegeven door Hiller, Leipz. 3de uitg. 1815), Gedichte (uitgeg. door Tiedge, Halle 1806) enz, Tiedge, haar reis- en huisgenoot, verzam. nog hare Geistliche Lieder, Gebete und religiöse Betrachtungen (Leipz. 1833). Biographie van Brünier, 3de dr. 1885.