Aelana of Aila bij Grieken en Romeinen, Elath of Eloth in het oude testament (Bijbel), oude idumeesehe havenstad aan het zuideinde der Wadi el-Arabah (zie Edomieten) en aan het noordeinde van de oostelijke bocht der Roode zee (golf van Akabah), was door zijn ligging een der beste havenplaatsen van Arabië; hier vereenigden de van het noorden komende syrische en de naar Palestina enz. voerende kanaiinitische wegen zich met den dwars door de woestijn loopenden egypt. weg, om van
E. uit langs den oost. oever van den zeeboezem naar de binnendeelen van Arabië of naar den hier beginnenden waterweg te voeren. Ten tijde van David kwam de plaats met het land der Edomieten aan het israeliet. rijk, en onder Salomo gingen van hier uit handelsschepen naar het land Ophir; koning Joram verloor E. met geheel Edom, Usir heroverde het en bracht het voor korten tijd weer aan Israël. Later kwam E. aan de Romeinen en werd het ’t hoofdkwartier van het tiende legioen; het werd toenmaals tot
Palaestina tertia gerekend, was eenigen tijd zetel van een christelijken bisschop en dreef langen tijd nog een belangrijken handel op de Indiën. Sinds de mohamedanen echter noordelijk tot Tebuk waren doorgedrongen (omstreeks het jaar (530), ging E. snel achteruit; in 1100 was het nog een onbeduidend vlek, in 1300 was het verdwenen.