oostenrijksch reiziger, geb. 15 Maart 1855 bij Podersam in Bohemen, studeerde te Weenen en Praag in natuur- en wiskunde, kreeg in 1878 een aanstelling bij de sterrenwacht te Weenen, hield zich eenigen tijd op in Tunis, Egypte en Arabië, bracht in deze streken aanzienlijke verzamelingen oudheden, inscripties en handschriften bijeen, die in bezit kwamen van het Britsch museum, de Berlijnsche bibliotheek en de Weener Hofbibliotheek, bereisde en doorvorschte behalve groote gedeelten van de genoemde landen nog het geheele gebied van het oude Sabeërrijk en uitgestrekte streken van het arabische schiereiland, die door hem voor het eerst astronomisch-topographisch werden opgenomen, en bestudeerde inzonderheid ook de talen en dialecten der door hem bezochte streken. Hij vestigde zich in 1896 te München.
Hij schreef, behalve bijdragen voor vaktijdschriften: Mitteilungen über einige aus meiner Sammlung stammende sabäische Inschriften (Praag 1886), Skizze der Geschichte und Geographie Arabiens von den ältesten Zeiten bis zum Propheten Muhammad (1889 —90), Die Abessinier in Arabien und Afrika (München 1895), Zwei Inschriften über den Dammbruch von Marib (Berlijn 1897); in de brochures Woher kommt das Wort Kirche $ (München 1901) en Kirche, iveder griechisch noch gotisch (ald. 1901) behandelt hij den oorsprong van het woord kerk.