duitsch Prag, tsjechisch Praha, hoofdst. v. Bohemen, oude residentie der boh. koningen, aan weerskanten v. d.
Moldau, waarover hier 8 bruggen liggen, telde in 1900: 220.833 inw.; bestaat uit de Oude stad (met Jo-sephstadt, het voormalige ghetto), de Nieuwe stad, de Kleinseite (de oudste, doch mooiste wijk), het Hradschin, Wyschehrad en de fabriekswijk Hollaschowitz-Bubna. Merkwaardige bouwwerken; in het hoog gelegen Hradschin de uitgestrekte koninkl. burcht; de in byzant. stijl gebouwde St. Georgekerk; de gotische domkerk met vele gedenkteekenen en een 314 v. hoogen klokkentoren; de paleizen van den aartsbisschop, van de vorsten van Schwarzenberg enz., het museum van schilderijen; de Lorettokerk met hare schatten; de St. Laurenskerk met het prachtigste uitzicht over de stad en de omliggende streek. In Kleinseite vindt men het gebouw der stadhouderij; de prachtige St.Nikolaïkerk; het gebouw van den landdag; het volkspark en daarbij het door keizer Ferdinand I gebouwde lustslot met uitgestrekte galerijen, versierd door in fresco geschilderde tafereelen uit de boh. geschiedenis; de pittoreske Hirschgraben met de geschiedkundig merkwaardige gevangenissen van den zwarten en witten toren enz. In de Altstadt zijn o-. a. merkwaardig de bruggen- en de watertoren; het plein bij de Karlsbrug, de prachtige rotonde der Kruisheerenkerk; de St.-Salvatorskerk met het reusachtige priesterseminarie, de universiteits- en bibliotheekzalen met het observatorium; de Stï.-Clemenskerk; het raadhuis; het groote Caroliner-universiteitsgebouw, de merkwaardige kruittoren. In de Neustadt zijn merkwaardig: het gebouw van de hoofddouane; de stationsgebouwen en *t ruime St.-Josephsplein. P. is de zetel der keizerl. stadhouderij van Bohemen en andere hoogere en lagere bestuurslichamen, alsmede van een aartsbisdom met een aartsbisschoppelijk consistorie; ’tis de hoofdstapelplaats der voortbrengselen des lands en ’t middelpunt van een spoorwegnet. De universiteit, in 1348 door Karel IV gesticht, telde in het begin der 15de eeuw meer dan 20.000 studenten, in 1901: 190 docenten en 1200 studenten. Aan de universiteit zijn verschillende verzamelingen en inrichtingen verbonden. Verder zijn er te P. een polytechnisch instituut, het in 1818 door graaf Kolowrat opgerichte nationale museum, handelsschool, verscheidene vereenigingen en inrichtingen voor wetenschap en kunst, een blinden- en een doofstommeninstituut, hospitalen. De stad heeft allerlei industrie en een uitgebreiden handel (zie ook Bohemen). P. werd vermoedelijk in 722 door de hertogin Libussa gesticht. In 1618 werden de keizerlijke raadsleden uit de vensters van het slot geworpen, waarmede de dertig-jarige oorlog (zie ald.) een aanvang nam. In den oostenr. successie- en in den zeven-jarigen oorlog werden er bij P. beslissende gevechten geleverd. In Juli en Aug. 1813 hadden er vredesonderhandelingen tussehen Oostenrijk, Pruisen en Engeland met Frankrijk plaats. In 1848 was P. het tooneel van een volksopstand, die door vorst Windischgratz bedwongen werd. In 1866 werd het tot na de sluiting van den Praagschen vrede van 23 Aug. door de Pruisen in bezit gehouden.