Ital. muzikus, geb. 17 Dec. 1719 te Aversa, overl. 11 Jan. 1801 te Venetië, werd jong wees, bezocht te Napels de school der Minorieten, openbaarde hier weldra ongewone muzikale talenten, vond beschermers, werd in 1761 op het conservatorium Santa Maria di Loreto gedaan, kreeg hier onderricht van Manna, Sacchini, Fenaroli en Piccini, en begon in 1772 zijn loopbaan als dramatisch componist met Le stravoganze del conté, voor het theater de’ Fiorentini te Napels; ofschoon Paisiello toenmaals het toppunt van zijn roem bereikt had, slaagde C. er in zich binnen weinig tijds een goeden naam te verwerven ; met voorbeeldelooze snelheid volgden zijn werken elkander op; in 1781 schreef hij voor Rome, Venetië, Turijn en Vicenza elk een opera; in 1789 ging hij met een schitterend engagement naar Petersburg; echter niet aan het russisch klimaat kunnende gewennen, ging hij in 1792 naar Weenen, waar hij zijn beroemd werk Il matremonio segreto (De heimelijke echtverbintenis) schreef, dat een ongeëvenaard succes beleefde; C. had toen in minder dan 20 jaren reeds 70 opera’s geschreven, waarop nog enkelen volgden, als Astuzio feminiii (Vrouwenlist, 1794); in 1798 nam hij deel aan den napolitaanschen opstand, werd gevangen genomen, ter dood veroordeeld, echter door koning Perdinand begenadigd en op vrije voeten gesteld; met het doel zich naar Rusland af te reizen ging hij naar Venetië, werd hier ziek, en overl. naar men meende aan vergif; de openbare meening beschuldigde de regeering, die daarop een lijkschouw beval, waarbij volgens ambteiijk bericht bleek dat C. aan een gezwel in het» onderlijf was overleden. Behalve een 80-tal opera’s componeerde C. meerdere missen (2 requiems), oratoriën (Judith, „Zegepraal van den Godsdienst”), cantaten en 105 kleinere zangstukken voor het hof te Petersburg; zijn „Heimelijke echtverbintenis” wordt nog hier en daar op de eerste tooneelen opgevoerd.
Zijn muziek is naar de thans geldende begrippen eenvoudig, echter friseb. en vol humor. Kardinaal Consalvi van Canova deed in het Pantheon te Rome een buste voor hem plaatsen, nevens die van Sacchini en Paisiello.