of Coreggio, naam op voorbeeld van hem zelven, gewoonlijk gegeven aan Antonius Allegri (geb. omstreeks 1494, overl. 5 Maart 1534), een der beroemdste italiaansche schilders, ongeëvenaard vindingrijk in het geven van expressie en pose, de grootmeester in het uitbeelden van zinnelijke schoonheid. Omtrent zijn levensloop, die zeer verschillend wordt aangegeven, is weinig met volkomen zekerheid bekend. Volgens sommigen was hij van arme, volgens andere van rijke ouders: beide opgaven zijn onjuist; zijn vader, Pellegrini Allegri, was een tamelijk gegoed, echter in geenen deele rijk koopman in het stadje Correggio; zijn moeder, Bernardina Piazzoli degli Aromani lid van een oude fam. van beperkte middelen. Antonius werd te Correggio geboren en zorgvuldig opgevoed; (zie ook Anch’io sono pittore); blijkbaar vormde hij zich niet geheel, zooals dikwijls is beweerd, zonder leermeesters in zijn kunst; zijn werken dragen sporen van vertrouwdheid met optica, perspectief, bouwkunst, beeldhouwkunst en ontleedkunde ; in deze laatste wetenschap kreeg hij onderricht van dr. Giovanni Battista Lombardi, van wien hij verondersteld wordt een portret te hebben geleverd in het werk doorgaans als il medico del G. aangeduid ; het is voorts uitgemaakt dat hij van zijn oom, Lorenzo Allegri, en van Andreo Bar tolotti gezegd Tognino onderricht in het teekenen ontving en dat hij later de school van Francesco Ferrari Bianchi genaamd Frari bezocht ; misschien ook die van de opvolgers van Mantegna te Mantua; verder wordt vermeld dat hij tegelijk met Begarelli te Parma les kreeg in het modelleeren. De weinige authentieke der vroege werken van C. vertoonen snelle vorderingen in de richting van zijn eigendommelijken, oorspronkelijken stijl. Alhoewel hij zich bij zijn leven geen bijzondere reputatie heeft verworven en waarschijnlijk buiten de grenzen van zijn district ten eenenmale onbekend was, vond hij vroeg geregelde afnemers. Ben van zijn eerste werken, voltooid in het jaar 1514, is een groot altaarstuk voor het klooster der Franciscanen te Carpi, een madonnabeeld met heiligen, thans in de Dresdener Galerij. Tusschen 1514 en 1520 voltooide hij vele werken, zoowel in olie als in fresco, meest allen voor kloosters en kerken. In 1520 begon hij zijn beroemde fresco Christus’ hemelvaart voor den koepel der Benedictijner kerk St. Johannes te Parma; hij voltooide dit in 1524 en ondernam dadelijk daarop een nog grooter werk, voor den koepel van de kathedraal te Parma, met tot onderwerp Maria’s hemelvaart; deze arbeid hield hem tot 1530 bezig; in dit stuk vooral toont hij zijn meesterschap in het kunstmiddel der verkortingen ter verhooging van de bekoorlijkheid en levendigheid er geheele voorstelling. Zijn stoute verkortingen waren in zijn tijd echter niet het onderwerp eener algemeene bewondering; terwijl Titiaan verklaarde dat men een zwaar verlies zou lijden als men uit den koepel te Parma C’s fresco wegnam en hem met goud vulde, vergelijkt een kritikus het geheele werk bij „quazzetto di rane” (kikkergehakt). Parma is de eenige stad, die fresco’s van C. bezit. Voor die in de kerk St. Johannes ontving hij 472 sequinen, voor die in de kathedraal naar verhouding veel minder, 350 sequinen; van deze sommen moest hij tien jaren met zijn gezin bestaan (daar beide fresco’s hem weinig tijd lieten voor anderen arbeid), en bovendien nog zijn gereedschappen bekostigen (bekend is het, dat hij steeds kostbare verfstoffen bezigde). Andere hoofdwerken van C. zijn de fresco’s in de camera di San Paolo in bat St. Lodovico-klooster te Parma, voltooid omstreeks 1519; Diana van de jacht terugkeerend, met een zeer levendig geheel opleverend bijwerk; Bcce Homo (National Gallery, L-nden 1520); zijn hoofdwerk is de geboorte van Christus, bekend als de Nacht (la notta di C.), thans in de Dresdener Galerij, die over het geheel rijk is aan werken van C.: omstreeks een 40-tal werken kunnen met zekerheid aan hem worden toegeschreven; van enkele vroeger op zijn naam gestelde is de herkomst gebleken, van andere is die nog onzeker. In 1520 huwde C. met Girolamo Merlino, die hem ook als model voor zijn Zingarella zou hebben gediend; zij schonk hem vier kinderen en overleed in het jaar 1529. C. zelf stierf in zijn geboorteplaats, 5 Maart 1534; volgens een legende werd zijn laatste ziekte veroorzaakt door overmatige lichamelijke inspanning; een som gelds van 50 scudi, die hij te Parma te vorderen had, zou hem nl., louter om hem te vernederen, in de kleinste pasmunt zijn uitbetaald geworden: hij zou dit geld zelf zuinigheidshalve op een warmen dag van Parma naar Correggio hebben gedragen en door deze inspanning zich zijn laatste ziekte op den hals hebben gehaald. C. was het hoofd der schilderschool van Parma, een onderdeel van de Lombardische school. Hij had meer navolgers dan leerlingen. Onder deze laatste kunnen alleen zijn zoon Pomponio, die in 1521 geboren werd en in hoogen ouderdom stierf, en verder Francesco Capelli, Giovanni Giarola, Antonio Bernieri (evenzoo te Correggio geboren en dikwijls met Allegri verward), en Bernardo Gatti, genoemd worden. De Parmigiani (Mazzuoli) waren zijn voornaamste navolgers.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk