(graaf), pruisisch staatsman, 11 Juni 1752 geb., werd na de troonsbestijging van Leopold II gezant van Pruisen te Weenen en in 1792 minister van het kabinet. Toen de Franschen in 1803 Hannover bezetten, keerde H., om niet ontrouw te worden aan zijn beginselen, tot het ambtelooze leven terug.
Met Napoleon sloot hij een verdrag,, waarbij Pruisen Ansbach, Kleef en Neufchatel aan Frankrijk afstond en daarvoor Hannover verkreeg. Hierop trad H. opnieuw in het ministerie en werd het departement van buitenlandsche zaken hem opgedragen. Zijn staatkunde vond echter scüerpe afkeuring. Als bemiddelaar naar Parijs gezonden, keerde hij onverrichter zake terug en de oorlog begon. H. was getuige van den slag bij Jena en geleidde den koning naar Oost-Pruisen. Vervolgens begaf hij zich weder naar zijn goederen in Opper-Silezië. .Sedert 1820 woonde hij in Italië, waar hij in 1831 overl. Zijn hevig bestreden diplomatische handelwijze verdedigde hij in zijn geschrift Fragment des mémoires inédits du comte de R. (Jena 1837).