Gepubliceerd op 28-02-2021

Berthold georg von niebuhr

betekenis & definitie

duitsch geschiedkundige en staatsman, geb. te Kopenhagen 1776, overl. te Bonn 1831, studeerde te Kiel philologie en histor'e, reisde in Engeland, bekleedde in Denemarken hooge financieele ambten en werd door den koning van Pruisen belast met de reorganisatie van het financiewezen in diens rijk. Maar de nederlagen van Pruisen in de oorlogen tegen Napoleon en slechte verstandhouding met de mannen waarmee hij moest samenwerken bewogen hem om zich weder aan de studie der geschiedenis te wijden.

Hij werd nu aangesteld tot professor in die wetenschap aan de hoogeschool te Berlijn. Van 1813—14 nam hij deel aan het staatkundig leven; van 1814—16 gaf hij onderricht aan den kroonprins; in laatstgenoemd jaar vertrok hij naar Rome als ambassadeur, bleef daar zes jaren en deed in dien tijd verschillende ontdekkingen op philologisch en litterair gebied, o. a. van de Instituten van Gaius te Verona; in 1823 eindelijk vestigdehij zich te Bonn, waar hij voorlezingen over geschied, hield, het tijdschrift „Das Rheinische Museum” oprichtte en de nieuwe uitgave der Byzantijnsche geschiedschrijvers voorbereidde. N.’s hoofdwerk is zijn Römische Geschichte, waaraan hij arbeidde van 1810 tot 1812 en. van 1823 tot zijn dood. Voorts schreef hijr Beschreibung Boms (1830) en Bömische Antiquitäten (1848).

< >