(servisch Beograd, -witte burcht; turksch Dar-ul Dschihad, stad der godsdienstoorlogen; hongaarsch Xandor Fenjérvar; lat. Singidunum).
Hoofd- en residentiestad van het koninkrijk Servië, aan de monding van de hier 400 M. breode Save in den hier 750 M. breeden Donau, aan den rechteroever van beide genoemde rivieren. B. bestaat uit een stad en een vesting. De stad is verdeeld in 6 wijken (kvarts):1. Dunavski kvart, langs den Donau, met de schoone Duschanstraat, de kweekschool St.-Sava, talrijke gezantschapsgebouwen, een turksche moskee enz.;
2. Varoski kvart, met de in 1842 gebouwde Metropolitaan-kathedraal, met het in 1882 vernieuwde hoofdaltaar en de praalgraven van het Huis Obrenowitsch, verder de protestantsche kerk, de hoogeschool, het gedenkteeken van vorst Michael, een schouwburg, groote winkels en hotels:
3. Savski kvart, aan den oever der Save, met het spoorweg-station, de landingsplaats der stoombooten, groote magazijnen, enz.;
4. Teraziski kvart, langs den naar de Save en naar den Donau steil hellenden bergrug; dit stadsdeel bevat het koninklijk paleis, de meeste ministerieele gebouwen, de garnizoenskerk en het hoofdpostkantoor;
5. Vracarski kvart; met vele villa’s, het ministerie van finantiën enz., en de Englezovac of wijk der Engelschen, waar de Servische afdeeling van het Engelsche bijbelgenootschap enkele blokken huurwoningen, waarvan de bewoners na een zekeren tijd eigenaars worden, heeft doen bouwen, voorts meerdere parken;
6. Kalilulski kvart, met de oudste kerk der stad, de St. Markus, de stedelijke kerkhoven, kazernen, het burgerhospitaal enz.
De vesting bestaat uit twee gedeelten; de bovenvesting, aangelegd op den reeds genoemden bergrug, heeft zeer oude wallen, met grachten en muren op het westen en zuidwesten, infanteriekazernen, kazematten, een grafteeken van den grootvizier Kara Mustapha enz.; de benedenvesting bestrijkt beide rivieren, bevat talrijke overblijfselen van oude versterkingen, een kazerne, magazijnen, en de St. Rosalia kerk: het voormalig glacis is in wandelwegen herschapen. De gezamenlijke bevestigingen zijn afkomstig uit den tijd van prins Eugenius en voldoen niet meer aan do tegenwoordige eischen. B. is residentie des konings van Servië, zetel der hoogste regeeringslichamen, der hoogste rechtscollegiën, van oen griekschen aartsbisschop, een kath. bisschop, en van de vertegenwoordigers der buitenl. mogendheden (zie Servië). B. heeft een hoogeschool met 3 faculteiten (rechtsgeleerdheid, techniek, philosophie), gevestigd in een ruim gebouw, in 1861 door een rijk koopman, Anastasijevic, aan de stad geschonken; verder twee gymnasiën, een militaire opleidingsschool, een academie van wetenschappen, een nationaal museum met vele Servische en hongaarsche oudheden. Een 10-tal nieuwsbladen, benevens meerdere handels- en vakbladen, en 4 letterkundige tijdschriften zien er het licht.
De industrie van B. is onbeduidend: de stad heeft daarentegen een levendigen handel. Zij ligt aan de spoorlijn B.-Xisch (244 km.), die aan de lijn Budapest-Tlieresiopel-Semlin is aangesloten. De stadsparken (Kali megdan) vormen aangename en veelbezochte wandelwegen. 2 km. z.w. van B. het koninklijk park Toptschider,met een slot, een obelisk ter herinnering aan het 50-jarig bevrijdingsjubileum (1865), en een dierentuin, waarin in 1868 vorst Michael vermoord werd. De strategische voordeelen der ligging van B. werden ten allen tijde ingezien. Reeds ten tijde der Romeinen was B., toen Singidunum geheeten, standplaats van een legioen. In de middeleeuwen voerde B. den naam van Alba graeca.
Van de 7de tot de 9de eeuw was de stad in handen der Avaren, in de 10de der Bulgaren, in de 11e en 12e stond zij onder de heerschappij der keizers van Byzantium, en werd in 1241 en 1242 door de Mongolen bijna geheel verwoest. In de 14e eeuw kwam zij in bezit der Serviërs, in 1433 der Hongaren, die haar als grensstad met versterkingen omringden; niettemin viel zij 29 Aug. 1521 in handen der Turken, aan welke zij door de Duitschers en Oostenrijkers in den loop der eerstvolgende eeuwen driemalen ( n.1. in 1688 door Emanuel van Beieren, in 1717 door Eugenius en in 1789 door Laudon) weer werd ontnomen, zonder dat deze haar echter op den duur vermochten te behouden; slechts tussehen de jaren 1718— 1839 behoorde B. met een groot deel van Servië aan Oostenrijk. Na den opstand der Serviërs (zie Servië-Geschiedenis) aanvang 19de eeuw, werd B. de hoofdstad van het nieuw opgerichte vorstendom, terwijl de vesting in handen der Porte bleef, die in 1867 langs diplomatieken weg uitgenoodigd werd ook deze aan Servië af te staan, nadat in 1862 een turksche kommandant ter bescherming van de turksche bewoners van de wijk Dortjol, thans Dunavski kvart. die mishandeld waren geworden, de open stad had gebombardeerd. Xa den aanslag op den exkoning Milan door den Bosniër Gioura Knezewitsch, 6 Juli 1899, werd B. den lOden Juli in staat van beleg verklaard.