De voornaamste godheid der Babyloniërs, aanvankelijk dezelfde als Baal (zie aldaar), maar van deze later onderscheiden. Hij werd vooral gehuldigd op den naar hem genoemden toren te Babylon.
In de godsdienstige geschriften der Sabaeërs wordt hij voorgesteld als de planeet Jupiter. Ten onrechte houden sommigen hem derhalve voor den Zonne-god. Men vindt onder de Apocryphe boeken van het Oude Testament de „Historie van Bel en den Draak te Babel”, welke in de Alexandrijnsche bijbelvertaling het 14e hoofdstuk vormt van het boek van den profeet Daniël. Daarin wordt verhaald hoe de afgod Bel te Babylon door don Honing werd gehuldigd en tevens, hoe laatstgenoemde, naar aanwijzing van Daniël, het bedrog ontdekte, dat door de priesters van Bel werd gepleegd. Dit geschrift schijnt een veel later vervaardigd en in het Grieksch geschreven vervolg te, wezen op het boek van Daniël en is, volgens het opschrift zijn oorsprong verschuldigd aan den Leviet Habakuk.