of Boenderenkool. (fr. charbon animal, noir animal, noir décolorant; dtsch: Beinschwarz, Knochenkohle, Spodium; eng.: bone-blaek, animal charcoal). De koolvormige stof welke ontstaat bij het gloeien van gemalen beenderen in een gesloten vat.
Derosne, die in 1812 het gebruik dezer stof voor het zuiveren van suikeroplossingen aanbeval, en Dumont, die in 1828 deze handelwijze in de praktijk invoerde, hebben de beenderenkool tot een der belangrijkste chemisch-technische produkten verheven. Als men beenderen buiten aanraking met de lucht tot gloeihitte verwarmt, wordt de organische stof ontleed; hare ontledingsprodukten ontwijken gedeeltelijk in den vorm van beenderenolie (een mengsel van allerlei teerachtige stoffen), gedeeltelijk in dien van koolzure ammonia. In den destilleertoestel blijft een zwarte massa achter, die de structuur van de beenderen nog volkomen behouden heeft.Voor dat men de beenderen verkoolt, moeten zij ter verwijdering van het vet, hetzij met water uitgekookt en daarna gedroogd, of met zwavelkoolstof uitgetrokken worden. Het vet, dat men op deze wijze verkrijgt (5 a 6 percent van het gewicht der beenderen), is een belangrijk bijprodukt van de beenderenkoolfabrikatie. Do produkten van de droge destillatie der beenderen worden soms in het vuur geleid en verbrand, doch ook wel in ontvangers opgevangen en ten nutte gemaakt. In het eerstgenoemd geval worden de beenderen verkoold in ijzeren cylinders of retorten, gelijkende op die, waarin de steenkolen in de gasfabrieken verhit worden, en in gemeenschap staande met voorlagen en afkoeltoestellen, waarin de ontwijkende dampen verdicht worden. In die toestellen hoopt zich een uit twee lagen bestaande vloeistof op; de onderste laag, de zoogenaamde beenderenolio (Ole.nm animale crudum) dient ter bereiding van een pliarmaceutisch produkt (Olcnm animale aetheretim s. Dippeliï)\ de bovenste laag is een met teerachtige verbindingen enz. verontreinigde oplossing van koolzure ammonia in water, die ter bereiding van ammoniakzouten dient.
Volgens velen heeft de kool, die men op deze wijze verkrijgt, een geringer ontkleurend vermogen, dan die, welke bereid wordt door de beenderen in ijzeren potten te laten verbranden. Daarom volgt men nog 51 tamelijk algemeen de zoogenaamde oude methode. In Engeland en Schotland daarentegen bezigt men in den regel retorten. Bij de oude methode worden ijzeren potten met stukgeslagen beenderen gevuld en vervolgens twee aan twee met de mondingen op elkander gezet. De voegen, die tusschen de randen der potten open blijven, worden met leem dichtgesmeerd; do aldus ingerichte potten worden vervolgens op den werklinard van een oven geplaatst, waar zij door de vlammen van een daarnevens liggenden vuurhaard verhit worden. Na verloop van eenigen tijd ontbranden de gassen en dampen, die weldra door de, voegen der potten ontsnappen.
De warmte, die bij hunne verbranding ontwikkeld wordt, brengt do verdere verkooling van de, beenderen teweeg : het einde van de bewerking wordt aangegeven door het ophouden van de dansontwikkeling. Op deze wijze verkrijgt men 55 à 60 % boenderenkool, waarin de eigenlijke kool meteen ongeveer tienmaal grootere gewichtslioeveelfieid minerale hestanddeelen gemengd voorkomt.
Uit een analyse van gedroogde beenderenkool bleek, dat zij 10 percent koolstof, 84 percent phosphorzure en 6 percent koolzure kalk bevatte. Wanneer de beenderenkool aan de lucht blootgesteld is. neemt zij daaruit 7 à 10 percent water op. Do verkoolde beenderen worden in bepaaldelijk daartoe bestemde machines in korrels verdeeld (gegranuleerd) en wel zoo, dat er geen fijn poeder ontstaat, daalde fijnverdeelde beenderenkool veel minderwaard is dan gekorreld. De beenderenkool bezit in hooge mate de eigenschap om organische en anorganische stoffen, vooral kalken kaliverbindingen, uit oplossingen op te nemen. Van de eigenschap der beenderenkool om anorganische stoffen te absorbeeren wordt in de suikerfabrieken (voor liet verwijderen van kalk- en andere zouten uit suikeroplossingen, zie Suiker) veelvuldig partij getrokken. Het vermogen der beenderenkool om kalk in zich op te nemen vermindert, wanneer men er de anorganische bestanddeelen mot behulp van zoutzuur uit verwijdert, maar niettemin is de behandeling met zoutzuur noodzakelijk, wanneer de kool voor bet ontkleuren van zure vloeistoffen gebruikt moet worden.
De schoensmeerfabrikanten verbruiken een zeer groote hoeveelheid beenderenkool. 'Wanneer een zekere hoeveelheid suikeroplossing door beenderenkool gefiltreerd is geworden, heeft deze haar vermogen om aan oplossingen zouten te ontnemen verloren. Men kan haar dit vermogen, althans voor een deel, door verschillende middelen hergeven. Deze bewerking, die men het revifieeren noemt, bestaat in het uitgloeien, uitwasschen of laten gisten van de gebruikte beenderenkool, of in de behandeling van die stof met waterdampen. Bijna algemeen heeft het revivifieeren van de beenderenkool tegenwoordig plaats door haar eerst met waterdamp van alle oplosbare declcn te bevrijden en daarna aan de gloeihitte bloot te stellen, ten einde de opgenomen organische stoffen te ontleden. De beenderenkool kan op deze wijze 20 à 25 malen achtereen gebruikt en weder gerevivifieerd worden. Deze handelwijze heeft het nadeel dat do organische stoffen gedurende het gloeien niet volkomen ontleed worden, en dat een deel van hare koolstof in de poriën van de boenderenkool achterblijft en het ontkleurend vermogen van die stof gaandenweg vermindert.