broeder van den vorige, duitsch philoloog, geb. 25 Juli 1821 te Oldesloe in Sleeswijk, nam 1848 deel aan den oorlog tegen Denemarken, werd door de voorloopige regeering aangesteld als leeraar te Flensburg en moest vervolgens in ballingschap gaan, waaruit hij eerst in 1864 terugkeerde. Hij was werkzaam als leeraar aan het Johanneum te Hamburg, vervolgens aan het gymnasium te Parchim, later als professor aan de domschool te Sleeswijk, totdat hij in 1883 ontslag nam.
Hij gaf uit: Beiträge zur griechischen Zeitrechnung (Leipzig 1856); Römische Daten (Parchim 1856); Zweiter Beitrag zur Zeitrechnung der Griechen und Börner (Leipzig 1859); Heortologie. Antiquarische Untersuchungen über die städtischen Feste der Athener (ald. 1864); Athenae christianae (ald. 1868); Griechische Jahreszeiten (Sleeswijk 1873 vlg.); Dclphica (Leipz. 1878); Chronologie. Untersuchungen über das Kalenderwesen der Griechen (ald. 1883); zijn hoofdwerk is Die Zeit der Olympier (ald. 1891). Ook verklaarde M. Byrons Child Harolds pilgrimage (Berl. 1885).
