ijslandsch geleerde, geb. 13 Nov. 1663 te Kvennabrekka in het westen van Ijsland, studeerde te Kopenhagen theologie en philosophie, beoefende vooral noorsche oudheidkunde, werd 1701 hoogl. daarin en in philosophie, 1702 kon. commissaris voor een volks- en veetelling op Ijsland, waar hij tot 1712 ijverig ijslandsche handschriften verzamelde. Hij bracht vele honderden codices naar Kopenhagen; een deel daarvan ging bij den grooten brand van 1728 verloren, De overgeblevene vermaakte hij bij zijn dood (7 Jan. 1730) aan de universiteitsbibliotheek.
Tevens zette M. een kapitaal vast, waarvan de renten besteed werden voor het uitgeven van oudnoorsche philologie. Dit noemt men het Arnamagneïsch Instituut, dat reeds tal van voortreffelijke oudnoorsche uitgaven en werken voor de kennis daarvan bezorgde.