14de Staat van den Duitschen Bond, gelegen tusschen 51°35' en 52°6' N.B. en tusschen HP51' en 12°35' O.L. van Gr., een oppervl. beslaande van 2294½ km.2, en ten noorden begrensd door het pruisisch regeeringsgebied Maagdenburg, ten noordoosten door Potsdam, ten zuiden door Merseburg, ten westen door het hertogdom Brunswijk; 274,000 inw., waaronder 240,000 evangelischen en 6000 roomsch-katholieken; hoofdstad Dessau; regeerend vorst hertog Friedrich (sinds 22 Mei 1871). Anhalt zendt 1 gevolmachtigde des hertogs naar den Bondsraad, en vaardigt 2 leden af naar den Rijksdag.
De hoogste macht berust bij den hertog die betiteld wordt met Hoogheid (Hoheit); hij wordt bijgestaan door den Landdag, zonder wiens goedkeuring geen wijzigingen in de staatswetten mogen worden gebracht; deze Landdag bestaat uit 36 leden, twee daarvan worden door den hertog benoemd, de overigen worden verkozen als volgt: 8 door de hoogstaangeslagen grondbezitters, 2 door de dito handelaars en fabrikanten, 14 door de overige kiesgerechtigden in de steden en 10 door die van het platteland; kiesgerechtigd is ieder geboren Anhalter die zijn 25ste levensjaar heeft bereikt, in bezit is van de burgerrechten, niet onder curateele staat en niet geheel of ten deele armlastig is. Overeenkomstig de in 1867 en 1873 met Pruisen gesloten militaire conventie, licht Anhalt he.t Anhaltsche Infanterie-Regiment, behoorende tot de 7d f Divisie (4de Armeekorps), in garnizoen te Dessau en Zerbst; Chef van dit regiment is • de hertog. De hertogelijke kleuren zijn witgroen-rood.Het hertogdom is verdeeld in 5 districten (kreitsen):
Kreitsen. Oppervl. in KM.2 Inwoners Hoofdsteden
Dessau .... 424½ 66,000 Dessau.
Köthen.... 343 48,000 Köthen.
Zerbst .... 803 48,000 Zerbst.
Bernburg. . . 397 83,000 Bernburg.
Ballenstedt. . 327 29,000 Ballenstedt.
Totaal . . 2294½ 274.000
Geschiedenis
De oudste bewoners van de streek die thans den naam draagt van Anhalt waren Germanen en Slaven; de wendische taal was de heerschende (tot 1293, toen zij voor staatsstukken werd verboden). Zie Ascanië en Ballenstedt. De kleinzoon van graaf Esiko v. Ballenstedt, Otto de Rijke, verkreeg door zijn huwelijk met de erfdochter van den laatsten vertegenwoordiger der Billingers aanspraak op het hertogdom Saksen, en daarmede op Anhalt. Hij werd opgevolgd (1123) door Albrecht den Beer, die het gebied tusschen de Saale en de Elbe met zwermen hollandsche en vlaamsche kolonisten bevolkte. Na den dood van laatstgenoemde (1170) werd zijn gebied onder zijn zonen verdeeld; de stamlanden van den Harz kwamen aan Albrecht, en na diens dood aan Bernhard; deze droeg eerst den titel van graaf van Anhalt en van Aschersleben en sinds 1180 dien van hertog; hij overleed 1212; de Ascanische stamlanden kwamen nu aan zijn oudsten zoon, Heinrich, die tot 1244 regeerde.
Met de re* geering van Heinrich I vangt de geschiedenis van Anhalt als zelfstandige staat aan; hij liet vijf zoons na, waarvan twee in den geestelijken stand traden, terwijl de drie anderen huns vaders gebied, dat eerst weer in 1570, onder Joachim Ernst, tot één gebied werd vereenigd, onder elkaar verdeelden. Vorst Wolfgang van Anhalt was eender eerste onderteekenaars van het schriftelijk protest (van 25 April 1529) der evangelischen, naar hetwelk de Lutheranen en de Zwinglianen later den naam van protestanten verkregen; genoemde vorst verscheen ook in persoon op het tweede congres te Schmalkalden, op uitnoodiging van den keurvorst van Saksen, ten doel hebbende besprekingen te houden betreffende het gemeenschappelijk verzet tegen de verkiezing van Ferdinand tot Roomsch-koning (Dec. 1530). In 1530 werden George en Joachim van Anhalt in het Schmalkaldisch Verbond opgenomen.
In 1570 werden de Anhaltsche landen door Joachim Ernst, afstammeling der Siegmundsche linie, onder één hoofd hereenigd; hij voerde nieuwe wetten in en legde den grond voor de latere wetgeving van dit land. Hij stierf in 1586 en liet vijf zoons na, waarvan de oudste hem opvolgde; deze moest echter in 1603 zijn broeders aandeel in de regeering geven, en zoo ontstonden vier liniën; Johann George verkreeg Dessau, Christiaan Bernburg en den Harz, Rudolf Zerbst en Ludwig Köthen, terwijl de vijfde, August geheeten, zich met een som gelds tevreden stelde, onder voorwaarde dat hij of zijne nakomelingen zouden invallen, indien een der vier liniën mocht uitsterven — (in 1665 stierf het vorstenhuis van Anhalt-Köthen met Wilhelm Ludwig het eerst uit, waarop August’s zoon, Leberecht, aan de regeering kwam, in 1669 opgevolgd door zijn broeder, Emanuel).
Door deze overeenkomst ontstonden vier vorstendommen: Anhalt-Dessau, A.-Köthen, A.-Bernburg on A.-Zerbst. Het huis dat over Anhalt-Zerbst regeerde stierf in 1793 met August Friedrich uit, waarop diens gebied in 1797 onder de andere huizen werd verdeeld. Naar buiten traden de Anhaltsche landen als één staat op, waarvan telkens de oudste vorst het algemeene hoofd uitmaakte (Overeenkomsten van 1635 en 1669), terwijl langzamerhand het eerstgeboorterecht in de verwante geslachten ook in het inwendig bestuur een belangrijke rol begon te spelen. Het huis Bernburg werd in 1806 door keizer Frans II tot de hertogswaardigheid verheven; in 1807 traden de Anhaltsche landen toe tot het Rijnverbond. Bij den dood van Heinrich van Anhalt-Köthen, 1847, kwam de regeering over dit land aan het huis Anhalt-Dessau; volgens verdrag van 1 Jan: 1853 werden beide vorstendommen formeel vereenigd. Van het overblijvende vorstendom Anhalt-Bernburg, stierf op 19 Aug. 1863 het regeerend huis met Alexander Karel uit, waarop de Dessauerlinie ook hier opvolgde, zoodat wederom alle A. landen onder één hoofd waren vereenigd. In 1866 koos A. de zijde van Pruisen, trad in 1867 toe tot den Noord-Duitschen Bond en in 1870 tot het Duitsche Rijk.