(officieele naam Amboina, door de Portugeezen gegeven.) Eiland in de Bandazee, ten oosten van Boeroe en ten zuiden van Ceram, zich uitstrekkende van 3° 28' tot 3° 48' zuiderbreedte en van 127° 58' tot 128° 26' oosterlengte, met een oppervlakte van 683 km2. Het eiland bestaat uit twee schiereilanden, verbonden door de op het smalste gedeelte 1 km. breede landengte van Bagoeala; het schiereiland ten noorden dezer landengte heet Hitoe, dat ten zuiden Lahi-Timor of Leitimor; de doorgraving dezer landengte is van 1783 tot 1787 onder gouverneur Padbrugge beproefd geworden, doch gestaakt en niet hervat; tusschen beide schiereilanden strekt zich de breede baai van Ambon uit, waaraan de gelijknamige hoofdplaats van de afdeeling is gelegen.
Ambon en de omliggende eilanden werden in 1511 door de Portugeezen ontdekt en 16 jaar later door hen tot eene Portugeesche bezitting verklaard. In 1607 kwami het eiland in de macht der Nederlanders; in 1612 vestigde de Engelsch Oost-Indische Compagnie hier eene kolonie, welke in 1622 door de Nederlanders onder groote wreedheden geheel werd uitgeroeid, waarover later door Cromwell wraak werd genomen. Amboina viel in 1796 den Engelschen in handen, echter bij den vrede van Amiens aan Nederland teruggegeven; nogmaals maakten zij er zich meester van in 1810 en behielden het tot 1814. 13 Maart 1850 werd het eiland door een verschrikkelijke aardbeving, en daarna door epidemische ziekten, geteisterd.Het eiland is zeer ongezond, doch de natuur is er indrukwekkend. De heuvelen en dalen zijn met bosschen gedekt, bevolkt door een groote verscheidenheid van vogelsoorten. De bodem, saamgesteld uit lagen graniet en kalk, is met een laag roode vette aarde bedekt en ongemeen vruchtbaar. De heuvelachtige gesteldheid van het eiland bemoeilijkt het aanleggen van wegen, en hoewel uit de heuvelketens vele grootere en kleinere wateren ontspringen, is geen dezer bevaarbaar; op weinige punten in den archipel is de regenval zoo enorm als op Amboina.
Het getal bewoners bedraagt ongeveer 30.000, wonende in 11 kampongs en 47 negorijen; zij spreken een soort verbasterd Maleisch en belijden voor de helft den christelijken en voor de andere helft den mohamedaanschen godsdienst. De voorn, voortbrengselen van het eiland zijn kruidnagelen, nootmuskaat, cacao, koffie, klapperboomen en wat sago; visch wordt in overvloed langs de kusten gevangen.