Gepubliceerd op 20-01-2021

Ceram

betekenis & definitie

Serang of Seran. Het grootste eiland der Molukken, behoorende tot de residentie Amboina (zie aldaar), gelegen tusschen 127° 59'—130°44'O.L. v.

Gr., en tusschen 3° 20’— 3° 40’ Z B., beslaat met de omgelegen kleine eilanden 18198 km2.Volgens de in 1901 door prof. dr. Martin bekend gemaakte resultaten zijner onderzoekingen van C., laten zich op dit eiland de volgende vormingen onderscheiden:

Archacisch: het grondgebergte bestaat in hoofdzaak uit glimmerschieters, die eene groote horizontale verspreiding bezitten, vooral in het zuidelijk gedeelte van het eiland. De lagen zijn zeer gestoord en sterk geplooid, Palaeozoïsch: hiertoe behoort in de eerste plaats het gebergte, dat de waterscheiding tusschen het. noordelijke en zuidelijke Ceram vormt, de Goenoeng hoemoeoete, uit grauwwaeke en kalksteen opgebouwd. Grauwwaeken vormen ook voor een groot gedeelte het bergland aan de noordwestkust, beoosten Ajer Pana; ook hare lagen zijn sterk gestoord. Kalksteen met hoornsteen en kiczelkalk vormt enkele gedeelten der noordkust, alwaar hooge bergen met steil naar zee afstortende rotswanden uit deze formatie bestaan. De steil opgerichte lagen hellen naar het noorden en stellen een sterk gemetamorphoseen! slijk van Protozoen voor; ze zijn wellicht mesozoïsHs. Pont gekleurde Ueihoudcnde globigerinen kalk met uitstekend bewaarde globigerinen komt in de nabijheid van Pasania en binnenslands aan de VVaé Oetu voor en is vermoedelijk als de dekkende laag der kiezelkalken te beschouwen.

Van andere kalksteenen, die aan de Waö Oeta tot 200 m. hoogte voorkomen, is de positie nog geheel onbekend. Karang of opgeheveu rifka'k van kwartairen (en tertiairen ?) ouderdom vindt men vooral in de omstreken van Waiiaai; buitendien op verschillende andere plaatsen in de nabijheid zoowel der noord- als zuidkust. _ Hieruit valt af te leiden, dat bet bedrag der opheffing, die Ceram in een geologisch jong verleden heelt ondergaan, op ongeveer 200 meters te schatten is. Eruptieve gesteenten zijn door peridotiet vertegenwoordigd, die op verschillende plaatsen binnen het gebied der kristalijne schieters optreedt, maar waarvan de ouderdom volstrekt niet te bepalen is. Graniet speelt daarnaast slechts cene ondergeschikte rol.

Van w. naar o. in de richting van zijn lengteas, wordt het eiland doorloopen door een niet-vulkanisehcn bergketen Loeiuoeuete geheeten, die in den Noessa-Heli (3000 m.) zijn grootste- hoogte bereikt. De noordkust, met in liet midden de inham, bekend als baai van Sawai, valt steil in zee al'; de lagere zuidkust bezit drie groote baaien, die van Pi roe in het w., de Eljiapoetihaai in het midden, en de baai van Toeloeti; aan de n.o. kust kunnen schepen alleen ankeren iu de baai van Waroe. Op vele plaatsen is de kust met riffen en zandplaten bezet, liet z.w. deel bestaat uit een groot schiereiland, lloa mohel of Klein Ceram, dat door een smalle landtong met het Imofdeiland is verhouden. De bodem is buitengewoon vruchtbaar. De sterkte der bevolking is nog zeer onzeker; de opgaven wisselen tusschen 10 en 60.000 inboorlingen fallberim), behalve 12.000 christenen en omstreeks 16.000 inohamedanen. De voorn. voortbrengselen zijn sagoe, timmerhout, muskaatnoten, damar en andere iKisclipvoihictcu ; de nijverheid staat op lagen trap, de handel, meest door vreemdelingen gedreven, is meerendeels ruilhandel.

Het kustland van Ceram stond voor een goed deel reeds vroeg onder vreemden invloed; in 1465 vestigden de Ternatanen zich te Noniali en te Lisabata, ter n.w. kust, en trachtten van dit punt uit hun invloed uit te breiden, tot 1651, in welk jaar zij hun gebied aan de Oost-Indische Compagnie overdroegen, die zich hier reeds lang den alleenhandel in specerijen had verzekerd en reeds vroeg alle kruidnagelboomen had uitgeroeid; het verzet der bevolking tegen de Compagnie werd in 1653 door den vlaming Van Oudshoorn bedwongen; gaandeweg kwamen nu meer stroken van het vruchtbare eiland in de macht der Compagnie; de toestand der inlandsche bevolking werd onder het monopoliestelsel diep ellendig, en gouverneur-generaal Capellen, de eerste die hierin verbetering zocht te brengen, vooral door de vrije aanplanting van nagelboomen te veroorloven, vermocht niet hierin noemenswaardige verbetering te brengen. Het europeesch bestuur is bij de bevolking der binnenlanden diep gehaat, en meermalen waren expeditiën noodig om het telkens opvlammend verzet te onderdrukken.

< >