of Helvig, geboren vrijvrouw von Imhoff, duitsch dichteres, geb. 16 Aug. 1776 te Weimar, ontving van haar vader, die op het landgoed Mörlach bij Neurenberg woonde en zich later te Weimar vestigde, een geletterde opvoeding, ook Schiller en Göthe hielpen haar voort op de letterkundige loopbaan, waarvan eenige dichtstukken in den „Musenalmanach” enz. en haar gedicht Die Schwestern von Lesbos (1801) de eerste proeven waren. Na haar huwelijk met generaal Karl Gottfr. v.
H., volgde zij haar gemaal naar Zweden en, toen in 1810 hommeren door Zweden aan Pruisen werd afgestaan, naar Pruisen. Te Heidelberg, Dresden en Berlijn, waar zij in 1831 overleed, hield zij zich met de schilderkunst en de studie der oud-duitsche kunst bezig. Zij schreef o. a. nog: Die Schwestern von Korcyra (1812), Die Sagen am Wolfsbrunnen (1821), Helene von Tournon (1824), gaf met Fouqué het Taschenbuch der Sagen und Legenden (1812—13) uit en een vertaling van Tegner’s Frithjofs-Saga (Stuttg. 1826, nieuwe uitgave 1879).
