De korrelige fijne kristallen die zich in de aluinloog na toevoeging van het alkalisch sulfaat afzetten; dit meel wordt in een hellenden bak of tobbe met schuine borden gedaan en met water begoten om gewasschen te worden; het aldus gereinigde aluinmeel wordt in ketels gedaan, met (gewoonlijk 40% van haar eigen gewicht) water begoten en omgeroerd om het oplossen te bevorderen, de vloeistof wordt nu tot kokens toe verhit en door een buis in een groot vat geleid, waarin alsdan in een tijdruimte van 8—10 dagen het kristalliseeren plaats grijpt; de wanden van het kristalleervat zijn met groote stukken aluin bezet, in het midden bevindt zich de overgebleven loog, de moerloog, welke men weg laat vloeien. De aluin die zich het hoogst in het vat heeft vastgezet is het zuiverste; die onderaan behoeft dikwijls nog eene loutering.
Zie Aluin.