in het algemeen de in poedervorm gebrachte inhoud der vooraf van de bolsters enz. ontdane graankorrels. Het tot poeder brengen (malen) van het meel geschiedt op molens, die daartoe op onderscheidene wijzen zijn ingericht.
Het M. wordt benoemd naar het graan waaruit het gemalen is, zoo heeft men rogge-M., tarwe-M., boekweiten-M. enz. De bestanddeelen van het M. zijn hoofdzakelijk zetmeel, met eenige stikstof bevattende stoffen die eigenlijk de meeste voedende kracht bezitten, zooals de kleefstof en ’t planten-eiwit, benevens loogzouten, water enz. Het M. moet, om het goed te kunnen bewaren, zooveel mogelijk droog behandeld worden, dat vooral noodig is wanneer het in groote hoeveelheden verzonden wordt. Het M. of het daaruit gebakken brood zal des te voedzamer zijn, naarmate het meerder stikstof houdende zelfstandigheden inhoudt. Daarom zal van weiten-M. gebakken brood voedzamer zijn dan dat van ander M. Nog meer zal het voeden, wanneer ook de zemels mede gebakken worden, zooals bij roggebrood. Door builen (zie ald.) wordt het M. tot soorten van verschillende fijnheid gebracht.