russisch generaal, geb. 29 Maart 1848, begon 1864 zijn militaire loopbaan in Turkestan en onderscheidde zich in de veldtochten van generaal Kaufman. Daarna bezocht hij de hoogere krijgsschool, die hij in 1874 verliet en werd kort daarna weder naar Centraal-Azië gezonden.
Hij trok hier de opmerkzaamheid van Skobeleff, die hem tot chef van zijn staf koos. In deze hoedanigheid nam K. deel aan den oorlog in Turkije, en het succes van Skobeleff bij Plewna en van den tocht over den Balkan was voor een groot deel aan K. te danken. Hij werd reeds na een diensttijd van 12 jaar tot kolonel bevorderd. In den veldtocht van Skobeleff tegen de Teke-Turkmenen (1880—81) kommandeerde K. een brigade fuseliers. Hij maakte toen den moeilijken marsch van Tasjkend naar Geok-Tepe (1000 km.) door de woestijn in twee derden van den tijd welke er voor wordt berekend, zonder een man te verliezen. Van 1890—97 was hij opperbevelhebber van het Transkaspisch gebied in Russisch-Centraal-Azië; in Jan. 1898 werd hij minister van oorlog, in 1901 generaal der infanterie; bij het uitbreken van den oorlog met Japan in 1904 kreeg hij het opperbevel over de krijgsmacht in Uandsjoerije. K. heeft ook eenige boeken geschreven; eenige daarvan zijn in het duitsch vertaald, als: Kritische Biickblicke auf den RussischTürkischen Krieg 1877—78 (3 dln., Berl. 1890, nieuwe reeks, 3 stukken, ald. 1893—99).