hoogleeraar in de (prot.) theologie en oriëntalist, geb. 2 Nov. 1838 te Bleicherode bij Nordhausen, studeerde te Halle, Marburg en Berlijn, werd 1865 docent te Jena, 1869 buitengew. hoogl. aldaar, in hetzelfde jaar hoogl. in de semietische talen te Tübingen, 1873 prof. der theologie te Giessen, 1875 te Heidelberg. Hij behoort tot de vrije critische richting.
Hij publiceerde Meleiemata Ignaiiana (Halle 1861), Bardesanes von Edessa (ald. 1863), Gur in libro Danielis juxta Rebraeam Aramaea adhibita sit dialectus (ald. 1865), Grammatica syriaca (afl. 1 en 2, ald. 1867—70), Vocabulary of the Tigré language (ald. 1868), Das Gedicht von Hiob (Jena 1871), Neusyrisches Lesebuch (Giessen 1874), Türkische Sprichwörter ins Deutsche übersetzt (Venetië, San Lazaro 1877), Die Prophetie des Joel und ihre Ausleger (Halle 1879), Eine Rede vom Auslegen, insbesondere des Alten Testaments (ald. 1879), Die Saadjanische Vebersetzung des Rohen Liedes ins Arabische (Heidelberg 1883), Chrestomathia Targumica (Berl. 1888). Zijn volgend werk, dat over de invoering der grieksche grammaticale wetenschap in het syr. en arab. oosten handelt, is onder den titel Historia artis grammaticae apud Syr os als no. 2 van het 9de dl. der „Abhandlungen für die Kunde des Morgenlandes" (Leipzig 1889) versehenen. Buitendien publiceerde M.: Die Ideen von Staat und Staatsmann im Zusammenhang mit der geschichtlichen Entwicklung der Menschheit (Heidelberg 1892), Idee und Grundlinien einer allgemeinen Geschichte der Mystik (ald. 1893), Documents de paléographie hébraïque et arabe (Leiden 1894).
