(zong voor, heeft voorgezongen),
1. als voorbeeld, ter navolging zingen;
2. voor, ten gerieve of tot vermaak van de genoemde zingen : zing ons eens iets voor; — (zegsw.) dat is hem niet in de wieg voorgezongen, hij heeft nooit gedacht dat hij daartoe komen zou;
3. voorgaan in het zingen.