Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Voorzitten

betekenis & definitie

(zat voor, heeft voorgezeten),

1. vooraan zitten; (kaartsp.) de eerste beurt van spelen hebben ;
2. aan het hoofd zitten, bep. in een vergadering om deze te leiden, presideren;
3. ten doel gesteld zijn ; wat heeft daarbij voorgezeten? wat was de bedoeling ?

< >