(verrees, is verrezen).
1. oprijzen, zich rijzende verheffen : van zijn plaats verrijzen ; de zon verrees boven de kim ; 2. opstaan (inz. uit het graf), opstijgen : Hij (Christus) zal ten derden dage verrijzen; uit de dood verrijzen; van het ziekbed verrijzen ;
3. opkomen : als paddenstoelen (uit de grond) verrijzen; — doen verrijzen, optrekken, opbouwen;
4. optreden: er is een profeet verrezen.