(rees op, is opgerezen),
1. omhoog rijzen; (van pers.) opstaan : allen rezen van hun stoelen oj); — (van zaken) zich in de hoogte verheffen: ivolken stof die rondom ons oprezen ; — (fig., dicht.) rijs op, gebedendag! (Tollens);
2. hoger rijzen, uitzetten, zwellen: het deeg begint op te rijzen;
3. opkomen, ontstaan : beelden, herinneringen die voor (in) zijn geest oprezen; de twijfel die bij hem oprees;
4. zich voordoen: hier rezen nieuwe moeilijkheden op.