(verongelukte, is verongelukt),
1.door een ongeluk te gronde gaan, omkomen : bij de brand zijn twee mensen verongelukt; de luchtreiziger verongelukte ; — schipbreuk lijden: het schip is verongelukt;
het kopje is verongelukt, bij ongeluk gebroken :
2. (fig.) mislukken, slecht uitvallen : de onderneming, het plan, een boos opzet verongelukte; — hij verongelukte, bereikte niet wat hij beoogde ; — in de maatschappij verongelukken, geen behoorlijke positie krijgen.