Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Uithollen

betekenis & definitie

I. (holde uit, heeft uitgehold), hol maken, het binnenste wegnemen uit: een boomstam uithollen; de termieten hebben het hout van binnen (eig. is dit pleonastisch) uitgehold; — ook fig., b.v. van macht, van een staat gezegd waaruit de innerlijke steun en stevigheid weggenomen wordt.

II. (holde uit, heeft en is uitgehold), ten einde hollen (in versch. opvatt.): hij holde de laan uit, tot het einde er van; eindelijk waren de waarden uitgehold, was hun loop ten einde; (fig.) (gemeenz.) hij zal wel gauw uitgehold hebben, meer geregeld gaan leven; — [hij holde de kamer uit is geen samenst.].

< >